XII – Ambrosius, stichter van het Bontenbalfonds voor Schipluidense kerk

Ambrosius Bontenbal (X11-17) was in Schipluiden een bekend persoon die, zestig jaar na zijn overlijden, nog bekendheid genoot bij een aantal plaatselijke inwoners. Hij was een grote, rijzige man die veel achting genoot van de Schipluidenaren die hem met de afgekorte voornaam Broos aanspraken. Niet alleen was hij een goed vakman die veel mooie huizen gebouwd heeft in Schipluiden en omgeving, maar hij was ook zeer actief op het sociale vlak.

Bouwer te Schipluiden

Het begon allemaal in 1894, het jaar waarin Ambrosius verhuist van Hof van Delft naar Schipluiden. Hij werkt daar in de timmerwinkel van zijn vader. Dit bedrijf en het ernaast gelegen woonhuis, respectievelijk Dorpsstraat nrs. 18 en 17, had zijn vader Dirk in 1893 gekocht.

De timmerwinkel (nr. 18) is goed te zien op een ansichtkaart van omstreeks 1903 (zie figuur hierboven). De voorgevel met het van veel glasroeden voorziene raam schittert in de middagzon en weerspiegelt in het water van de Oostgaag. De openstaande toegangsdeur in de zijgevel en een gestalde fiets geven aan dat het een gewone werkdag was toen de foto gemaakt werd. In 1904 neemt Ambrosius de timmerwinkel en het woonhuis over van zijn vader. Hij zet daarmee een oude traditie voort, want al sinds mensenheugenis was op deze plaats een timmermanswerkplaats gevestigd. Timmerlieden en wagenmakers hebben hier over een periode van drie eeuwen hun bedrijf uitgeoefend. Het pand zelf is zeer karakteristiek, waarschijnlijk in 1625 gebouwd als huis voor bewoning. Het ernaast gelegen pand nr. 17 (niet zichtbaar op de foto) is van latere datum en stamt uit 1768. Beide huizen zijn in de loop der tijd door restauraties flink veranderd, maar de vroegere timmerwinkel en het wat naar achteren gelegen woonhuis zijn interessante objecten gebleven en vormen met de andere historische panden in de omgeving ook nu nog een fraai dorpsgezicht in Schipluiden.

Huis nr. 17 is omstreeks 1900 grootscheeps verbouwd door Dirk Bontenbal. De voorkant met een sierlijke klokgevel werd totaal vervangen, opgemetseld in handvorm IJsselstenen met knipvoeg in lichte tint. Binnenshuis werden ganglambriseringen, kamerplafonds en haardombouw met vakmanschap aangebracht. De beide schoorstenen op de tussenverdieping werden afgetimmerd met kraaldelen. In deze betimmering is een luikje aangebracht met daarachter een gietijzeren opening met twee uitneembare schuiven in de schoorsteen. Het was bestemd voor het roken van etenswaren. Ambrosius Bontenbal heeft de voorgevel van huis nr. 18 omstreeks 1930 drastisch verbouwd. Het raam met de glasroeden werd vervangen door schuifdeuren, waardoor de toegangsdeur in de zijgevel kon vervallen. Het maakte de toegankelijkheid van de werkplaats aanzienlijk beter. Desondanks hiet de ligging vlak langs de weg en het water geen belangrijke uitbreiding van de werkruimte toe. Ambrosius heeft daarom voor de opslag van zijn voorraad hout achter het woonhuis een opslagloods gebouwd. Hij moest hiervoor een strook grond aankopen, zodat hij een toegangspad kon aanleggen dat uitkwam op een zijweg van de Dorpsstraat. Ambrosius Bontenbal heeft een groot aantal huizen in Schipluiden en omgeving gebouwd, bijvoorbeeld het voor het dorp opzienbarende, drieverdiepingen tellende huis aan de Dorpsstraat nr. 1, bekend als “Het Hogehuis” van dokter Folmer.

Het is bekend dat hij sommige huizen bouwde zonder een geheide fundering; een riskante onderneming in een gebied waar de bodem niet altijd uit zand bestond. Maar hij zocht dan een geschikte plek uit, bijvoorbeeld een harde sediment rug in het veenachtige terrein. Met verbouwingen hield hij zich ook bezig en als fraai voorbeeld kan de voorgevel van bakkerij Hoek aan de Dorpsstraat 9 genoemd worden en de uitbreiding van de bekende Wasserij Giezeman te Loosduinen. In 1927 bouwt hij het bassin van de nieuwe zwemschool en badinrichting aan de Tweemolentjesvaart in Delft voor een bedrag van 31.000 gulden. Naast deze civiele bouwactiviteiten werkte hij ook voor de overheid aan bruggen en beschoeiingen. Om al zijn werkzaamheden te kunnen nalopen maakte hij gebruik van zijn motorfiets, een zware Harley Davidson.

Pachter

Een andere bron van inkomsten was het pachten van openbare voorzieningen. Zo pachtte hij van 1902 tot 1905 de schutsluis “het Spui” te Rotterdam en van 1905 tot 1916 een aantal veerpontjes op de Delfshavense Schie en op de Rotte. In 1911 pachtte hij de tol op de straatweg tussen Delft en de Hoornbrug in Rijswijk. Hoewel liggend op Rijswijks grondgebied bezat Delft het recht van verpachten. Deze stad had al op 4 meì 1694 van de Staten van Holland en West-Friesland octrooi gekregen voor het oprichten van de tol ten behoeve van het onderhoud van deze belangrijke verbindingsweg tussen Delft en Den Haag. De vergunning werd 2 juli 1746 door de Staten opnieuw verleend en het opnieuw vergunning verlenen heeft zich daarna tot ìn de 20ste eeuw voortgezet. Op 1 oktober 1931 kwam, tot vreugde van veel weggebruikers, een einde aan de tol. In dat jaar was de nieuwe rijksweg Rijswijk-Rotterdam in gebruik genomen en doorgaande automobilisten hadden de oude Delftweg niet meer nodig.

Echter in 1911 was de tol nog belangrijk en Ambrosius Bontenbal schreef met nog vier andere gegadigden in voor een pachtperiode van drie jaar, namelijk van 1-10-1911 tot 30-9-1914. Zijn bod van 5890 gulden per jaar was het hoogste, al scheelde het maar twee gulden met het een na hoogste bod (prijsafspraak?). Op 12-9-1911 werd de pachtovereenkomst, getypt op papier met opgedrukt zegel van 50 cent en twee plakzegels voor registratierecht, door A. Bontenbal getekend. Tevens tekenen twee borgen: zijn zwager Pieter Folmer en zijn schoonvader Marinus van der Kooij.

Bij de tol hoorde een woonhuis met erf. Ambrosìus ìs daar echter niet gaan wonen; hij droeg de bedrijfsvoering over aan de tolgaarder Christoffel Overvoorde. Dat betekende dat de inkomsten uit de tol ten minste zo groot moesten zijn dat de tolgaarder een inkomen had en dat Ambrosius zijn bedrag van 5890 gulden met een winst kon innen. Het moet wel erg druk geweest zijn op deze weg, want de tolgelden werden in centen gerekend. Voor een paard moest 5 cent, een rund 2 cent en voor een schaap of geit 1 cent betaald worden. Voor een voertuig met één paard of voor een auto werd 10 cent in rekening gebracht. Het hoogste bedrag was 40 cent, daarvoor mocht een rijtuig met 6 paarden passeren. Vrijgesteld waren voetgangers en fietsers, leden van het Koninklijk Huis, brievenbestellers, wegherstellers, het leger, het college van B&W (indien in functie) en de bewoners van de Delftweg.

In 1925 deed de 57-jarige Ambrosius zijn timmerbedrijf over aan zijn drie knechten: Pieter Drop, Bertus Ruijsbroek en Jan Bubbert. Dat betekende niet dat Ambrosius ging rentenieren, reeds vanaf 1923 werkte hij als schatter (taxateur) voor de rijksoverheid. Ook bouwde hij voor zichzelf in 1930 een villa genaamd “Klein Keen en Burg” aan de Keenenburgerweg waar hij de rest van zijn leven zou blijven wonen.

Fonds Bontenbal

Zoals al eerder gezegd, Ambrosius was ook actief op het maatschappelijk vlak. Door zijn toedoen werd de Onderlinge Brandwaarborg-maatschappij “De Eendracht” opgericht waarvan het werkgebied zich eerst beperkte tot Schipluiden en Den Hoorn, maar later uitgebreid werd met andere plaatsen in het Westland. Daarnaast zat hij in het bestuur van de lokale Boerenleenbank en was hij enkele jaren wethouder van Schipluiden. Trouwe kerkgangers waren Ambrosius Bontenbal en zijn familie. Hij huurt regelmatig jaarplaatsen in de Nederlands hervormde kerk van Schipluiden. Zo huurt hij in 1925 voor 25 gulden en 80 cent drie plaatsen, namelijk voor zichzelf, zijn enige dochter en zijn schoonmoeder, de weduwe Van der Kooij. Geen stoel voor zijn vrouw, zij was al in 1918 overleden aan de gevolgen van de Spaanse Griep. Dit vroege verlies heeft hem beslist aangegrepen en het is waarschijnlijk deze gebeurtenis die hem heeft doen besluiten om in 1919 een schenking te doen aan de Nederlands Hervormde Kerk te Schipluiden. Het “Fonds Bontenbal”, zoals de schenking in de kasboeken wordt aangeduid, was ondergebracht bij de plaatselijke Boerenleenbank en betrof een obligatie met een nominale waarde van 500 gulden. De renten (in december 1919 was dat 11 gulden en 15 centen) kwamen daarna ieder jaar ten goede aan de kas van de kerkvoogdij.

Route

Er is door de Historische Vereniging Oud-Schipluiden en de Monumentencommissie Gemeente Midden-Delfland een Bontenbal-route beschreven.

Bronvermelding

Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.

Met dank aan de Historische Vereniging Oud-Schipluiden en de Monumentencommissie Gemeente Midden-Delfland.