VII – Claas Jansz, gerechtsbode van Zevenhuizen

Deze figuur toont een geschilderde houten wand (collectie Stichting Oud Zevenhuizen-Moerkapelle) welke een aantal jaren geleden nog aanwezig was in het café Hof van Holland aan de Dorpstraat te Zevenhuizen. Dit historische pand midden a het dorp ligt recht tegenover de Nh-kerk. Het was in vroeger eeuwen misschien wel de belangrijkste plaatselijke herberg en werd toen ‘t Rechthuis genoemd. Die naam dankte het aan het feit dat in deze herberg openbaar recht werd gesproken en dat schout en schepenen er vergaderden. Ook andere bestuurslichamen, zoals de molenmeesters en de ambachtsbewaarders, maakten van de herberg gebruik. En kwam de baljuw of de dijkmeester uit Rotterdam op bezoek dan werd hij in deze herberg ontvangen. Het was dus het bestuurlijke centrum van Zevenhuizen.

De Zevenhuizense administratie was in die tijd nog beperkt van omvang en de behoefte aan een eigen gebouw was er niet. Men huurde daarom één enkele kamer op de bovenverdieping van deze herberg. Boven de deur van deze kamer was in het bovenlicht met de sierlijk uitgesneden houten letters ‘R’ en ‘K’ aangegeven dat het de RECHTSKAMER was.

Onbelangrijke zaken werden opgeborgen in de wandkasten (zie foto) maar de belangrijke gemeentedocumenten zoals privileges, keuren, ordonnanties en protocollen, alswel obligaties en baar geld lagen opgeborgen in de zware, houten Ambachtskist met zijn ijzeren beslag en dubbele sloten. Deze Zevenhuizense ambachtskist bestaat nog, maar is nu in particulier bezit.

Herbergier

Claas Bontenbal (VII-4) is waarschijnlijk in dit huis geboren en gestorven. Zijn vader Jan Bontenbal (VI-3) was aan het eind van de 17de eeuw broodbakker in Moerkapelle, maar kwam met zijn gezin in 1699 weer terug naar Zevenhuizen. Daar ging de familie vermoedelijk direct wonen in ‘t Rechthuis bij (schoon)moeder Suzanna Camphuis, de weduwe van Jan van Santen. Dit echtpaar was sinds 1671 eigenaar van dit pand, maar droeg het in 1714 over aan Jan Bontenbal en Anna van Santen.

Hun zoon Claas wordt in 1701 geboren. In 1731, zijn vader is dan al 14 jaar dood, wordt Claas nog samen met zijn moeder Anna van Santen genoemd als herbergier in ‘t Rechthuis. In 1734 komt alleen zijn naam voor op rekeningen van de herberg, maar in 1737 bij de boedelscheiding van de overleden Anna van Santen, wordt hij de nieuwe eigenaar. Ongetwijfeld zal hij als herbergier talloze malen de deur van de rechtskamer geopend hebben om de daar aanwezige rechtsdienaren te voorzien van spijs en drank. Hij was echter niet alleen als herbergier werkzaam, maar ook als landbouwer. In “Liste of kohieren van alle familien binnen Zevenhuizen” (OA Zevenhuizen, inv. nr. 270) is te lezen dat hij in 1742 tien morgen bouwland in gebruik had en dat hij in het bezit was van twee paarden en een boerenwagen voor de bouwerij. Ook heeft hij twee sjezen die hij gebruikt om te verhuren.

Gemeentebode

Deze sjezen zal hij ook vaak voor zichzelf gebruikt hebben. In 1746 raakt hij namelijk nauw betrokken bij het openbaar bestuur van Zevenhuizen. In dat jaar volgt hij zijn broer Gerrit op als gemeente- of gerechtsbode van Zevenhuizen. Gerechtsbode was in die tijd een aanzienlijke en belangrijke functie; het was een combinatie van bode en deurwaarder. Hij werkte als rechterhand van de schout en hield zich dan bezig met het overhandigen van dagvaardingen, het bezorgen van documenten aan de gerechtelijke partijen, het innen van gemeentebelastingen, het uitvoeren van beslagleggingen. Verder verzorgde hij de openbaarmaking van publicaties en bracht gemeentelijke berichten rond.

Als bode op het platteland verdiende hij 100 gulden per jaar, geld dat kwam uit de kas van de steekrekening en nog 46 gulden per jaar uit de kas van de ambachtsrekening. Ter vergelijking: een schout ontving 395 plus 250 gulden en een secretaris 430 plus 250 gulden.

Collaterale successierechten

Claas Bontenbal trouwt in 1733 voor de schepenbank van Zevenhuizen met Maria van Vreeswijk. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren en als zijn vrouw in 1767 overlijdt, moet Claas collatesuccessierechten betalen. Deze belasting was 1598 door de Staten van Holland ingesteld voor erfenissen in de zijlijn. Aanvankelijk werd de 40e penning (2 1/2%) van de totale waarde geheven, vanaf het jaar 1600 de 30e penning (3 1/3%), in 1637 de 20e penning (5%) en later de 15e penning (6 2/3%). Om het bedrag van deze impost te kunnen bepalen, werden de onroerende goederen van de overledene getaxeerd. Maar er moet hier opgemerkt worden dat dikwijls deze taxatiewaarde subjectief was en niet strookte met de werkelijke waarde. Het doel om de successierechten laag te houden, is kennelijk van alle tijden.

In het Register van aangifte van het Collateraal (ORA Zevenhuizen, nr. 115) beschrijft de secretaris van Zevenhuizen Maria’s bezittingen. De getaxeerde waarde bedraagt 2875 gulden, waarover Claas de 15e penning met 10% verhoging aan de gemeentekas moet betalen. Het kwam neer op 210 gulden, 16 stuivers en 8 cent.

Na het overlijden van zijn vrouw in 1767 blijft Claas wonen in ‘t Rechthuis. Hij is de laatste naamdrager die dit grote huis in bezit had. Wanneer hij in 1769 overlijdt, vallen ook zijn bezittingen onder de collaterale successierechten. Omdat zijn bezittingen in twee jaar tijd niet toe- of afgenomen waren, kwam het getaxeerde bedrag uit op het dubbele van het bedrag dat voor zijn vrouw was getaxeerd. Over dit bedrag van 5750 gulden moest 316 gulden en 5 stuivers (nu de 20e penning plus 10% verhoging) betaald worden. Blijkbaar kon toen (ook al) de overheid belastingaanslagen maken op zaken waarover al een keer eerder soortgelijke belasting was betaald.

Het bezit van Claas was als volgt getaxeerd:

  • Een huis aan de Heerestraat, genaamd ‘t Rechthuis: f 1500
  • Een perceel land in de Tweemanspolder, groot 7 morgen en 310 roede: f 1800
  • Een perceel land in de Tweemanspolder, groot 2 morgen en 476 roede: f 450
  • Een perceel land in de Eendrachtspolder, groot 7 morgen en 312 roede: f 1000
  • Een obligatie van f 1000

De herberg ‘t Rechthuis, getaxeerd op 1500 gulden, wordt door Claas’ erfgenamen voor dit bedrag verkocht aan Hermanus van Leverink. Het was een flinke som geld en was twee- tot driemaal hoger dan de gemiddelde waarde van een huis in Zevenhuizen in die tijd. Het was dan ook een groot en solide huis dat lange tijd zijn functie van openbaar etablissement vervulde onder de naam Hof van Holland.

Bronvermelding

Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.