Voordat de familienaam in zwang kwam, werd gewoonlijk gebruik gemaakt van het patroniem, dat wil zeggen dat na de doopnaam de voornaam van de vader in de 2e naamvalsvorm werd opgegeven. Dikwijls werd het patroniem voorzien van het achtervoegsel zoon of dochter. Dus bijvoorbeeld Claes Michielszoon en Marritgen Michielsdochter; de kinderen van Michiel.
De tijd dat deze patroniemen werden gebruikt in plaats van achternamen kan zeer uiteenlopen. In veel families zijn ze gebruikt tot in de 19de eeuw, waarbij de noordelijke provincies deze vorm langer aanhielden dan het zuidelijke deel van Nederland. Het is daarom redelijk uniek dat de stamvader van het geslacht Bontenbal reeds een achternaam gebruikte in de eerste helft van de 16de eeuw. Vooral is dit bijzonder omdat het gebruik van achternamen in de kleine boerengemeenschap waar hij woonde niet zovaak voorkwam als bijvoorbeeld in een stad. Het is bovendien opmerkelijk dat de achternaam in de loop der tijd nagenoeg ongewijzigd is gebleven.
Den Boentenbal
De achternaam komt al voor in een akte uit 1544 welke zich bevindt in het Archief van het Hoogheemraadschap Schieland te Rotterdam. In dit archief bevindt zich een aantal registers met aantekeningen over vonnissen, uitspraken en verordeningen van de Hoge Heemraden van Schieland. Zo zijn er bijvoorbeeld aantekeningen gemaakt tijdens schouwen (inspectierondes) die de Dijkgraaf en de Hoogheemraden elk jaar uitvoerden. Op min of meer vaste tijden werden de meest belangrijke en de regelmatig terugkerende schouwen gedreven. Ze droegen de namen van vier Heiligen omdat de inspecties gehouden werden op of omstreeks hun feestdagen, namelijk:
- Sint-Pieterschouw 22 februari (maar schouw was vaak in maart of april)
- Sint-Odulfusschouw – 12 juni
- Sint-Laurentiusschouw – 10 augustus
- Sint-Victorschouw – 15 oktober
Het eerste register dat van deze schouwen werd aangelegd, heeft als opschrift: Register van den vonnissen van mijnen heeren die edele welgeboren Hooge Heemraden van Schielandt, beginnende in Sinte Pieters Schouwe Anno xiiijc ende tnegentich (= 1490) ende endende den vijfden dach decembris anno xvc drie en vilftich (= 1553). In dit register werd in het jaar 1536 naar aanleiding van de Sinte Louwrijs (= Laurentius) Scouwe in het ambacht Zevenhuizen een aantekening gemaakt waarin de stamvader nog met het patroniem Claes Mijchghijlsz werd aangeduid. Maar in 1544 werd, in een vonnis naar aanleiding van de Sinte Oels (Odulfus) Schou, de achternaam ‘den Boentenbal’ gebruikt.
Opmerkelijk is dat de klerk de achternaam erboven heeft geschreven. Waarschijnlijk bedoeld als toelichting omdat er in diezelfde tijd ook een andere Claes Michielsz was (in 1543 genoemd in het register van de 10e penning van Zegwaard).
Transcriptie:
Die saeck tusschen de dijckgraeff ende claes michielssoon den boentenbal van zevenhuijssen van dat hij die lantscheijdinge te nae geschlachturft heft is bij mijne Heerera geappointeert dat men die bode sal senden tot zijne tosten omte seijn of hij die lantscheijdinge te nae eslachturft heft off niet. actum in serafs oels schou anno xliiij (=1544).
Vertaald naar hedendaags Nederlands betekent dat zoiets als:
De rechtzaak tussen de dijkgraaf en Claes Michielszoon Bontenbal van Zevenhuizen dat hij de landscheiding te dichtbij ge-slagturfd heeft.
Bij mijne heren is bepaald dat men de bode zal sturen naar zijn huis om te zien of hij de landscheiding te dichtbij ge-slagturfd heeft of niet.
Gedaan te Sint Odulphus Schouwe (feestdag van de heilige Odulphus (12 juni 1544)).
De aantekening in 1544 is, zover bekend, de oudste vermelding van de achternaam. De tweede vermelding, namelijk “Die bonten bal van Sevenhusen”, is uit 1558 en is te vinden in het ledenregister van de Broederschap van Onze Lieve Vrouwe van Eiteren. Claes Michielsz is in dat jaar in Eiteren bij IJsselstein op bedevaart geweest en is alleen met zijn achternaam ingeschreven. Andere vroege vermeldingen van de achternaam zijn te vinden in het Kohier van de Tiende penning (1561) en Oud Rechterlijk Archief Zevenhuizen (1564, 1565 en verder). Het is opvallend dat de naam soms anders werd geschreven en zo komen voor: Bhontenbal, Bontenball en Bonttebal. In Rotterdam komt omstreeks 1650 de naam Bontenbals voor. Maar spoedig daarna werd de naam geschreven zoals die heden ten dage gebruikt wordt. Wel werd vaak de tweede ‘n’ weggelaten, dus Bontebal in plaats van Bontenbal.
Ontstaan van de naam
Het behoort tot de mogelijkheden dat de achternaam “den Boentenbal” afgeleid is van het beroep van de stamvader. Zo zou hij bijvoorbeeld ballenmaker geweest hebben kunnen zijn. Deze veronderstelling lijkt echter onwaarschijnlijk, omdat een ballenmaker in een dorp toen maar weinig bestaansrecht had. Dit speciale beroep kon beter uitgeoefend worden in een gebied waar veel gebruikers woonden, dus een kleine of grote stad.
Huisnaam
Meer waarschijnlijk is het dat de naam is ontleend aan een huisnaam. Oudtijds was het gebruikelijk dat elk huis een eigen naam had welke aangebracht was op een uithangbord of op een gevelsteen, hetzij geschreven hetzij uitgebeeld of op beide wijzen tegelijk. Later, toen de achternaam in zwang kwam, ging de naam van het huis vaak over op de bewoners. Het gevelteken zou in dit geval een bonte, veelkleurige bal geweest kunnen zijn. Het adjectief “bont” is in meer huisnamen te vinden zoals: Bontebok, Bontekoe, Bonthond, Bonthuis en Bontekoning. Omdat een bal een speelwerktuig is, kan men tevens veronderstellen dat het ontleend is aan een huis met bijvoorbeeld een kegel-, kolf- of kaatsbaan.
Misschien was het wel een herberg met zo’n baan. Deze laatste veronderstelling wordt ondersteund door het feit dat een van de zonen van de stamvader herbergier in Zevenhuizen was en dat andere nakomelingen op een of andere manier betrokken waren bij de handel in bier, wijn of brandewijn. Echter, een vermelding van een huis of herberg met de naam “Den Bontenbal” is tot nu toe niet gevonden in de archiefstukken.
Handmerk
Een andere mogelijkheid is dat de naam ontleend is aan het handmerk (of huismerk) van de stamvader. Het is bekend dat zo’n teken, samengesteld uit rechte en gebogen lijnen, werd gebruikt bij het ondertekenen en bekrachtigen van akten en dergelijke. Het teken werd tevens aangebracht op eigen bezit zoals huisraad en boerengereedschap en gebruikt als brandmerk voor het vee of voor het merken van zakken graan. De toepassing was een algemeen volksgebruik. Het was het teken van eigengeërfd bezit en werd door het gemeenschapsleven gezien als een rechtssymbool. Het unieke teken was dus bestemd voor de eigendommem van één persoon. Het was erfbaar in mannelijke lijn en de eerst rechthebbende nam het merk over. Wel was het gebruikelijk dat aan dit merk dan een lijntje werd toegevoegd. Andere zonen konden het merk ook voeren voor hun geërfde bezittingen, maar om het merk weer uniek te maken moest het worden aangepast. Tot nu toe kan niet worden bevestigd dat de stamvader Claes Michielsz een handmerk in de vorm van een bonte bal gebruikte.
Wel werd onlangs het bestaan van een tinnen kan bekend die door zijn vormgeving en de manier waarop hij vervaardigd is, gedateerd kan worden van voor 1550. Op de deksel is een huismerk aangebracht welke de vorm heeft van een cirkel die door twee haaks op elkaar staande lijntjes verdeeld is in vier sectoren. Dit ingekraste merk toont een frappant sterke overeenkomst met een bestaand wapen van een 16de-eeuws lid van de familie Bontenbal (zie wapen Bontenbal). Het merk op de kan zou inderdaad het huismerk van de stamvader kunnen zijn en de kan zou dan aan de stamvader toebehoord kunnen hebben. Deze mening is verder gebaseerd op het feit dat de plaats waar de kan vervaardigd is, namelijk Gorinchem, niet ver van Zevenhuizen ligt. Ook is bekend dat de kleinzoon van de stamvader, Claes Bontenbal (generatie III), het onderstaande handmerk voerde. Hierin komt de hierboven aangevoerde afbeelding voor, echter nu aangevuld met twee lijntjes, een lijntje voor generatie II en een voor generatie III.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat er een overeenkomst is tussen naam en handmerk. Maar hier moet worden opgemerkt dat het niet betekent dat de naam zou zijn afgeleid van het handmerk, het kan ook zijn dat het handmerk is afgeleid van de naam.
Andere verklaring
Een opmerkelijke afwijkende verklaring van de herkomst van de achternaam is te vinden in het Verklarend Woordenboek van de Familienamen in België en Noord-Frankrijk. Hierin wordt verondersteld dat de naam een verhaspeling is van de achternaam van Jehan Bontebar, een man die in 1273 in Doornik, België, geleefd heeft. Ondanks dat de naam Bontenbal in Henegouwen achtmaal en Waals Brabant driemaal in het jaar 1995 voorkwam, is de veronderstelling onvoldoende onderbouwd. Uit genealogisch onderzoek is inmiddels gebleken dat een deel van de in België wonende naamdragers afstamt van het Nederlandse geslacht Bontenbal. Verder onderzoek van de resterende namen is nodig om een en ander te bevestigen.
De naam Bontebal
Naast de achternaam Bontenbal komt af en toe ook de achternaam Bontebal voor. De schrijfwijze zonder de letter “n” komt ongetwijfeld voort uit (ambtelijke) vergissingen. Ieder die de achternaam Bontenbal draagt, zal ervaren hebben dat deze fout herhaaldelijk gemaakt wordt. Negen van de tien keer wordt de letter “n” weggelaten. Dat is heden zo, maar in het verleden gebeurde dit natuurlijk ook. Dat het vroeger ook niet gewaardeerd en geaccepteerd werd door de naamdragers mag wel blijken uit een aantekening in de boeken van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenpage. Een zekere Johannes Bontenbal (XII-38) verzoekt de Rechtbank in ‘s-Gravenpage om een correctie in de overlijdensakte van zijn moeder (Francina Melgers, overl. 18-11-1890), omdat zijn vaders naam abusievelijk staat vermeld als Bontebal.
Taalkundig gezien kan men misschien aanvoeren dat de letter “n” niet nodig is in het woord bontenbal, maar er mag geen afbreuk gedaan worden aan de historische ontwikkeling van deze familienaam. Daarom moet de achternaam Bontenbal met de letter “n” geschreven worden.
Voornamen
Het geven van voornamen is in de huidige tijd erg onderhevig aan mode, maar vroeger was dat niet het geval. Eeuwenlang was het traditie om kinderen te vernoemen naar de vier grootouders en andere familieleden, voornamelijk (overleden) ooms en tantes. Traditionele voornamen bleven zodoende lang in de familie in gebruik. Hieronder twee lijsten met voornamen van jongens en meisjes die veelvuldig voorkwamen in de Bontenbal familie.
Er zijn ook voornamen die maar een enkele keer aan een kind gegeven zijn. Voor jongens zijn dat de volgende twaalf namen: Aalbert, Arnoldus, Bernardus, Carolus, Casper, Hermanus, Joris, Joseph, Lourens, Lambertus, Matthijs en Tieleman. Voor de meisjes zijn het elf namen, namelijk: AEmalia, Dievertje, Engeltje, Geertje, Hilletje, Hermina, Joosgen, Josina, Lydia, Sophie en Stijntje.
De eerste jongen met twee voornamen was Nicolaas AEmilius. Hij werd op 19-4-1767 te Zevenhuizen gedoopt en was de zoon van schout Jan Bontenbal en Hendrika Barendina Klijnpenning en kleinzoon van de eerder genoemde Jan Bontenbal en Johanna Geertrui Verbeek.
Dubbele voornamen
De gewoonte om een kind meer dan één voornaam te geven, is in de 17de eeuw ingeburgerd geraakt in de ‘hogere kringen’. Later werd het geven van twee of meer voornamen een algemeen gebruik. Van de 277 jongens van de Bontenbal familie zijn er 55 die twee voornamen hebben gekregen en van de 231 meisjes zijn dat er 59.
AEmalia Margerita, dochter van schout Jan Bontenbal en Johanna Geertrui Verbeek, was de eerste die een dubbele voornaam kreeg bij haar doop op 8-7-1726 te Zevenhuizen. De eerste jongen met twee voornamen was Nicolaas AEmilius. Hij werd op 19-4-1767 te Zevenhuizen gedoopt en was de zoon van schout Jan Bontenbal en Hendrika Barendina Klijnpenning en kleinzoon van de eerder genoemde Jan Bontenbal en Johanna Geertrui Verbeek.
Drievoudige voornamen
Nog later raakt het geven van drie of meer namen in de mode. Als reden zou men kunnen denken aan vernoemingen naar meerdere personen, hoewel de trend van die tijd ook een rol zal hebben gespeeld. Van de jongens Bontenbal zijn er twee die drie voornamen kregen en van de meisjes elf.
Het meisje Maria Suzanna Elisabeth is de eerste met drie voornamen. Zij werd op 21-3-1815 te Rotterdam geboren als dochter van de huisschilder Dirk Bontenbal en zijn rooms-katholieke vrouw Maria Suzanna Elisabeth Batz.
De eerste jongen met drie voornamen is Nicolaas Johannes Gerardus. Hij werd op 25-5-1882 in Delfshaven geboren, als zoon van de smid Theodorus Bontenbal en Klazina Johanna Gerardina van der Hoorn.
Uit het familieonderzoek kan dus opgemaakt worden dat meisjes vaker twee of drie voornamen gekregen hebben dan jongens, en dat dit gebruik eerder is toegepast voor een meisje dan voor een jongen.
Vernoemen
Zoals hiervoor al is aangegeven, was vroeger het geven van voornamen in Nederland gebonden aan ongeschreven maar daarom niet minder dwingende regels. Naar wie werd vernoemd was streekgebonden, maar zeker is dat in het protestante Zuid-Holland het de gewoonte was dat het eerste kind, zowel jongen als meisje, naar vaders kant werd vernoemd. Het tweede kind werd dan naar moeders kant vernoemd. Eventuele volgende kinderen werden dan om en om aan vaders en aan moeders kant vernoemd. Toch waren er ook afwijkingen op deze regel. Bijvoorbeeld wanneer een grootouder van moeders kant was overleden en van vaders kant nog niet, dan ging het vernoemen van de overledene voor en kreeg het kind de naam van deze overleden grootouder.
Een goed voorbeeld van vernoeming zijn de namen die gegeven zijn aan de kinderen van Pieter Bontenbal (XII-45) en Jacoba Hogervorst. Dit echtpaar dat in 1886 trouwde, kreeg een groot aantal kinderen en de vernoemingen volgden inderdaad de geldende, ongeschreven wet.
- Het eerste kind werd vernoemd door de vader. Omdat het een meisje was, werd het Pietertje, naar Pietertje van Kralingen de reeds overleden moeder van de vader.
- Voor het tweede kind was het de beurt aan moeders zijde en omdat het een jongetje was, werd het Abraham genoemd. Dus vernoemd naar haar overleden vader Abraham Hogervorst.
- Omdat dit kind binnen vier maanden overleed en hun derde kind weer een jongen was, kreeg hij ook de naam Abraham toegewezen.
- De naam van het vierde kind ging weer naar vaders zijde en het werd Cornelis, vernoemd naar Kornelis, de overleden vader van de vader. Alleen de spelling van de voornaam werd aangepast aan de gangbare schrijfwijze.
- Bij het vijfde kind was het een gelukkige bijkomstigheid dat het een meisje was, zodat zij vernoemd kon worden naar de nog niet vernoemde, nog in leven zijnde grootmoeder van moeders kant, Clasina van Delft. Ook hier weer een andere schrijfwijze van de naam: het werd Clazina. Hiermee waren alle vier grootouders vernoemd en konden de nu volgende kinderen vernoemd worden naar al of niet overleden broers en zusters van Pieter en Jacoba.
- Het zesde kind kreeg de naam Johan en werd daarmee vernoemd naar Johanna, de op 22-jarige leeftijd overleden zuster van de vader.
- Het zevende kind kreeg de naam Gerrit, ook vernoemd naar vaders zijde en wel naar zijn enige broer die, zoals het verhaal gaat, door verdrinking om het leven was gekomen toen hij 16 jaar oud was (het is frappant dat de vernoemde Gerrit op zesjarige leeftijd ook door een ongeval zou komen te overlijden).
- Hendrika, het achtste kind, werd vernoemd naar Hendrika Hogervorst, de zuster van de moeder. Omdat naar vaders zijde tweemaal achter elkaar een kind vernoemd was (Johan en Gerrit), mocht de moeder dit nu ook.
- Het negende kind kreeg de naam Johannes en werd daarmee vernoemd naar Johannes Hogervorst, de broer van de moeder. Hij was overleden aan de gevolgen van pokken, een ziekte die hij als militair in Den Haag had opgelopen.
- Het tiende kind, een jongen, mocht weer door de vader vernoemd worden maar hij had geen broers meer die vernoemd konden worden. Daarom kreeg het kind de naam Pieter, vernoemd dus naar zijn vader maar daardoor ook vernoemd naar zijn overgrootvader Pieter Bontenbal.
- Het volgende kind kreeg zijn naam Dirk weer van moeders kant. De naamgever was Dirk Visser, haar stiefbroer.
- Tot slot werd het twaalfde kind vernoemd naar de nog in leven zijnde zuster van de vader, Grietje Haak-Bontenbal. Het kind werd daardoor tevens vernoemd naar haar overgroot-moeder Grietje Benschop.
Het bovenstaande voorbeeld illustreert duidelijk hoe bepaalde voornamen door vernoemen in gebruik bleven binnen de familie.
Bronvermelding
Het grootse deel van bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.
Aangevuld door C. Bontenbal.
Met dank aan: Andreas, Jos Geluk, Michiel Bontenbal, en Jean-Marc van Tol.