Stoffel Claesz Bontenbal (VI-5) was nog maar zeven jaar oud toen hij door een leeftijdgenootje ernstig werd verwond aan zijn linkeroog. Dit valt op te maken uit een akte (gedateerd 13 juni 1678) in het Rechterlijk Archief nr. 27 van Zevenhuizen. In deze akte heeft de schout vastgelegd dat Stoffels vader een vordering eist van Arien Jansz van Alphen, een mede-inwoner van Zevenhuizen. Vader Claes Jansz Bontenbal (V-1) voert aan dat Ariens zoon Zacharias de verwonding heeft veroorzaakt. Hij eist een bedrag van 500 gulden als vergoeding voor Stoffels linkeroog dat door de zoon van de gedaagde op 28 januari 1678 met een kolf is uitgeslagen en tevens voor de geleden “smert ende pijn”.
Stoffel heeft vanaf die 28e januari tot de eerste april ziekelijk in bed gelegen. In dezelfde akte eist vader Claes ook nog een bedrag van zestig gulden voor kosten die hij gemaakt heeft om de chirurgijn Jan (Johan) van Weenen zijn meestersloon te betalen. Vervolgens ook nog een bedrag van twintig gulden, uitgegeven als vergoeding voor twee personen die een maand lang ‘s nachts hebben moeten waken aan Stoffels ziekbed en voor de “consumptie” van vuur en licht gedurende het waken.
Chirurgijn Jan van Weenen
Het letsel aan Stoffels oog moet van flinke omvang zijn geweest en de chirurgijn heeft daaraan flink wat werk gehad. Nu moeten we ons bij het beroep van chirurgijn niet te veel voorstellen. Hij was, in tegenstelling tot een doctores medicinae, niet academisch geschoold maar kreeg een vierjarige vakopleiding. Zodoende was zijn kundigheid gebaseerd op de praktische ervaringen die hij in de loop der tijd had opgedaan. Een chirurgijn of heelmeester hield zich dan ook voornamelijk bezig met uitwendige zaken en de dagelijkse klussen die ontstonden door huis- en bedrijfsongevallen. Maar met medische ingrepen alleen was geen droog brood te verdienen en daarom was een chirurgijnwinkel vaak gecombineerd met een scheerwinkel. Ook Jan van Weenen dreef in Zevenhuizen zo’n gecombineerde winkel waarin hij ook nog eens tabak verkocht.
Kolfspel
Uit de inhoud van de akte kan men niet opmaken wat de aanleiding was dat het oog van Stoffel met een kolf werd geraakt. Misschien was het een gevolg van een flinke ruzie tussen twee jongens of gebeurde het een en ander tijdens het kolfspel? Dit spel was zeer geliefd zowel bij jong en oud als bij arm en rijk en werd al vanaf de 14e-eeuw in Nederland gespeeld. Zo gaf hertog Aelbrecht van Beieren de Haarlemmers in 1390 de Baan buiten de Haarlemmerpoort om er te kolven en stond hij toe dat in 1398 de Briellenaars buiten de stadwallen konden gaan kolfspelen. Het spel werd in het begin dus buitenshuis gespeeld, maar in de achttiende eeuw vond het meer en meer op overdekte banen of binnenshuis plaats.
De kolfbaan was een rechthoekig en vlak speelveld van ongeveer twintig bij zes meter. Het veld was omgeven door een stenen of houten opstaande rand. Op de lengteas van de baan werden twee dunne, vierkante kolfpaaltjes geplaatst en de baan was verder verdeeld in een aantal vakken. De bedoeling van het spel was om een lichte, haren bal (later van hout) zo aan te slaan dat deze vanaf de voorste paal via de achterste paal weer terugkomt in het voorste vak. Bij de afslag werd de bal op een hoopje zand, een tuitje, gelegd (zie afbeelding). Hiervan is het Oudhollandse spreekwoord overgebleven: “het balletje op een tuitje zetten”, met als betekenis: het wagen van een nieuwe poging. De kolfstok waarmee de bal werd weggeslagen, was belangrijk: de kolf moest immers naar de hand staan. Sommigen gebruikten een lange, zware stok, terwijl anderen een korte stok verkozen. De stok liep uit in een kleine, halve maan, de eigenlijke kolf, soms gemaakt van hout met ijzerbeslag, soms van lood of brons. Waarschijnlijk is zo’n zware kolf met grote kracht tegen het hoofd van Stoffel aangekomen.
Omdat het ongeluk in januari gebeurde, kan men tevens veronderstellen dat Stoffel toen op het ijs aan het spelen was. Ook daar werd het spel graag gespeeld. Op schilderijen of prenten uit die tijd van kunstenaars zoals Hendrick Avercamp, Aart van der Neer en Romein de Hooghe is het kolfspel op het ijs vaak afgebeeld.
Regeling van de letselschade
Stoffels vader, notaris en secretaris te Zevenhuizen, wist door zijn opleiding en ervaring hoe deze zaak juridisch moest worden aangepakt en liet het ongeval daarom vastleggen in bovengenoemde akte. De familie Van Alphen was een belangrijke familie in Zevenhuizen en het is aannemelijk dat Arien Jansz van Alphen voldoende geld bezat om de geëiste som van totaal 580 gulden te kunnen betalen. Het bedrag lijkt in hedendaagse begrippen niet veel, maar toen voldoende voor een huis. Toekenning van smartengeld na een ongeluk of mishandeling is niet iets van deze tijd en beslist geen Amerikaanse vinding. Hoewel vergoedingen daar flink hoger liggen, is in Nederland ook eens een vergoeding van 18.514 Euro voor het verlies van een oog toegewezen. Dit toekennen van geld bestaat al heel lang en wordt in de bijbel al beschreven. In Leviticus 27 van het Oude Testament worden zelfs allerhande vergoedingen genoemd en daarbij is het tekenend voor die tijd dat mannen van meer waarde zijn dan vrouwen. Zo wordt o.a. beschreven dat een man, tussen de 20 en 60 jaar, vijftig zilverlingen waard is en een vrouw in die leeftijdsklasse dertig zilverlingen.
Dat de betaling van de geleden schade van Stoffel niet zo makkelijk ging, bewijst een tweede akte opgemaakt op 22 augustus 1678. Hierin wordt de zaak nogmaals uitvoerig beschreven door de schout en waarin tevens wordt vermeld dat de gedaagde in gebreke is gebleven. Vervolgens is er een akte gedateerd op 19 september 1678, een verslag van de schepenraad, waarin staat aangetekend dat beide partijen “ter principale persisteren” in hun standpunten.
Hoe het verder afliep met de financiële kant van deze zaak is echter niet gevonden in de Zevenhuizense gerechtsboeken. Het is zeer waarschijnlijk dat de zaak in der minne is geschikt en dat er een compromis gesloten werd over de hoogte van het bedrag. Deze veronderstelling wordt ondersteund door de inhoud van het testament dat vader Claes Bontenbal op zijn sterfbed liet opstellen door de vroegere Zevenhuizense notaris Cornelis Ouwendijck. Hierin staat dat “tot sijne erffgenaemen genomineert ende geinstitueert te hebben, nominerende en justituerende bij desen sijne drije kinderen in houwelijck geproceert bij Lijntgen Teunisdr de Vliegh in egale partijen, prelegaterende aan Stoffel Bontenbal sijnen jongsten soon de somma van drije hondert gulden, enz.” Hier wordt dus duidelijk gesteld dat Stoffel 300 gulden meer krijgt dan zijn twee broers. Daarom kan men gevoeglijk aannemen dat dit bedrag overeenstemt met de door Arien Jansz van Alphen betaalde letsetschade aan de vader van Stoffel Bontenbal.
Licht uit linkeroog
Uit het voorgaande valt op te maken dat Stoffel vrijwel zeker het licht in zijn linkeroog gedurende zijn verdere leven heeft moeten missen. Welk beroep hij heeft uitgeoefend, is niet bekend, maar misschien waren zijn mogelijkheden door zijn handicap sterk beperkt en heeft dit invloed gehad op zijn verdere leven. Wellicht ook op dat van zijn nakomelingen, want uit het verdere verloop van de familiegeschiedenis blijkt dat hun welvaart duidelijk achter is gebleven ten opzichte van de welvaart van de nakomelingen van Stoffels broers, Jan en Michiel Bontenbal.
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.