VII – Johanna Geertruyy Verbeek noemt Jan Bontenbal haar lieve man

Jan Bontenbal was getrouwd met de domineesdochter Johanna Geertruij Verbeek. Haar vader Hermanus Verbeek werkte van 1711 tot 1731 in Zevenhuizen, was toen getrouwd met Aleida Roldanus en eerder weduwnaar van Emilia Margareta Verbee(c)k. Deze Emilia was de moeder van Johanna Geertruij en via haar had Johanna in 1711 enkele onroerende goederen geërfd van haar grootvader Jan Verbee(c)k, commissaris in Gelderland. Omdat zij toen nog minderjarig was, was haar vader Hermanus als voogd aangesteld over deze goederen. In 1724, Johanna is dan 19 jaar en in die tijd dus ook nog minderjarig, vraagt zij aan De Staten van Holland en West-Friesland brieven van “veniam aetatis ìn communi forma” (toestemming om haar eigen bezittingen te mogen beheren). In hetzelfde verzoek brengt haar vader naar voren dat hij een slechte gezondheid heeft en niet graag zou zien dat een ander voogd over zijn dochter zou worden. Ook wordt aangevoerd dat Johanna van een “seer sedig gedrag is en overvloedig in staat is om haar Eijgen goederen te administreeren”. Het verzoek wordt door de Staten op 17 maart 1724 toegewezen.

Deze toestemming is misschien wel beïnvloed door het feit dat Johanna afstamde van een oud en bekend Gelders geslacht dat lange tijd in het gebied ten zuiden van Nijmegen woonde en daar veel bezittingen had. In het testament van haar grootvader aan moeders zijde wordt een groot aantal landerijen en woningen genoemd, gelegen in Mook, Heumen, Neerveld en Zetten. Ook haar stiefmoeder Aleida Roldanus kan gerekend worden tot de patriciërs, een geslacht zoals de naam al aangeeft afkomstig uit Rolde. Haar vader had gewerkt als gereformeerd predikant te Ommen (1644) en Enkhuizen (1647).

Twee voornamen Het is opvallend dat Johanna Geertruij, geboren in 1705, reeds twee voornamen had, een gebruik dat in de 17de eeuw ingeburgerd was ín de “hogere kringen”. Toen Johanna Geertruij Verbeek en Jan Bontenbal hun eerste kind lieten dopen, kozen zij voor AEmalia Margarita, de voornamen van Johanna Geertruij’s moeder. Zodoende werd dit meisje de eerste Bontenbal met meer dan één voornaam. Het was een uitzondering, want de volgende vier kinderen kregen maar één voornaam omdat zij achtereenvolgens vernoemd werden naar Johanna’s stiefmoeder Aleida, Jans moeder Anna, Jans vader Jan en nogmaals Jans moeder.

Familiewapen Verbeek

Van de familienaam Verbeek is een aantal verschillende familiewapens bekend. Zo komt in Gelderland veelal een afbeelding van een vogel (zwaan) in het water voor. Maar meer algemeen is de afbeelding van drie zwemmende vogels (eenden) al of niet met riet langs de oever.

Familiewapen Bontenbal-Verbeek Jan Bontenbal junior (VIl-1), zoon van Jan Bontenbal en Johanna Geertruij Verbeek, voerde later het alliantiewapen zoals dat is afgebeeld in figuur 3-B5. De velden 2 en 3 tonen een bal, en 1 en 4 drie eenden, respectievelijk de wapens van de families Bontenbal en Verbeek. Omdat het hier een afdruk betreft van een zegelring of lakstempel is de afbeelding gespiegeld. Jan Bontenbal junior heeft waarschijnlijk ook het alliantiewapen gevoerd dat is afgebeeld in figuur 3-A6. Bij dit wapen tonen de velden 1 en 4 nu inderdaad het wapen van de mannelijke kant en de velden 2 en 3 het wapen van de vrouwelijke kant.

Johanna’s Bijbeltje Johanna Verbeek schreef op het schutblad van haar bijbeltje of psalmboekje de hieronder afgebeelde tekst. Alleen dit schutblad is bewaard gebleven, maar het geeft wel een interessant stukje familiegeschiedenis weer van vreugdevolle en droevige gebeurtenissen. Johanna schrijft onder andere over de geboorte van haar vijf kinderen en over het overlijden van drie kinderen en haar man. Deze drie kinderen werden allen begraven binnen het doophekje ín de Zevenhuizense kerk. Een dure locatie en de begrafeniskosten voor elk kind bedroegen dan ook 15 gulden.

Johanna schreef verder dat haar lieve man op een zaterdag gestorven was en dat hij pas op de zaterdag daaraanvolgend werd begraven. Omdat het overlijden ín de warme maand september plaatsvond, kan het niet anders dan dat het lijk van Jan Bontenbal op een of andere manier gebalsemd moet zijn geweest.

Bronvermelding

Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.