De 52-jarige Anna Bontenbal (V1-2-8) werkt in het jaar 1775 als dienstbode en keukenmeid bij Elisabeth Havicus. Deze weduwe, geboren in Naarden en op 13 augustus 1731 voor burgemeesters van Rotterdam getrouwd met Pieter van Rijsoord, schepen van Rotterdam, was in goede doen. Ze woonde aan de westzijde van de Oppert in Rotterdam, de meest prestigieuze straat in het centrum. Een verdere indicatie van haar welstand geeft de boedelbeschrijving die na haar overlijden werd opgemaakt. Daarin valt te lezen dat zij naast een groot aantal zilveren gebruiksvoorwerpen ook een schat aan juwelen bezat waaronder drie parelkettingen met meer dan 400 parels, veertig gouden sieraden bezet met totaal 472 diamanten en drie horloges met chatelaines.
Uit notariële akten en de boedelbeschrijving valt op te maken dat Anna Bontenbal in dat huis de eerste dienstbode was. Daarnaast waren er nog drie andere dienstboden. Maar waarschijnlijk was Anna de enige dienstbode die bij de weduwe Havicus inwoonde en een eigen kamer had. Het huisraad in deze dienstbodekamer (beschreven in boedelbeschrijving) laat zien dat dit maar pover afstak bij het overige in het huis. In Anna’s kamertje waren vooral oude dingen te vinden:
“Een oud behangsel, een oude eiken kast met daarop enig oud aardewerk, een oud spiegeltje, twee ruwe matrassen, een bed met twee hoofdpeluwen en drie kussens, vier dekens, twee spreien of onderdekens, een wit linde gordijn voor de glazen en twee oude stoelen.”
Legaat
Op 28 januari 1770 had Elizabeth getesteerd voor notaris Kornelis van Looij en had laten vastleggen dat haar zoon Johan van Rijsoord (of diens nakomelingen) haar goederen zou erven. Maar in datzelfde testament legateerde zij ook enkele bedragen aan geld aan haar bedienden, te weten:
“– aan haar vrouwe comparante’s administrateur Pieter van Zel een bedrag van 2000 gulden,
– aan haar vrouwe comparante’s dienstmeid Anna Bontenbal een somme van vijftig gulden ‘s jaars te rekenen van die tijd af dat gemelde Anna Bontenbal bij haar vrouwe comparante als dienstmeid is komen wonen (en dus zedert de maand November 1765) tot op haar vrouwe comparantes overlijden toe (het lopende jaar van haar vrouwe comparante overlijden daar onder voor een geheel jaar begrepen) al mede niet anders onder deze mits en conditie dat de voorzegde dienstmeid tot op haar vrouwe comparantes overlijden bij haar vrouwe comparante in dienst zal blijven en al zoo bevonden worden.
– wijders aan ieder der dienstboden der welken op haar vrouwe comparantes overlijden bij haar in dienst zullen bevonden worden, voor een rouw een somme van een honderd gulden.
Alle welke legaten, de vrouwe comparante wil en begeerd, dat door de executeurs van dezen haren testament zes weken na haar overlijden aan de zelfde legatarissen zullen worden voldaan.”
Eind februari 1775 overlijdt Elizabeth Havicus, (aangifte overlijden op 27-2-1775, boedelbeschrijving 25-2-1775). In deze boedelbeschrijving wordt ook aangegeven dat Elizabeth “het vorige legaat vernietigt en nu legateert aan haar dienstmeid Anna Bontenbal een bedrag van 1000 gulden en daarboven honderd gulden voor de rouw. Tevens nog een goed bed met toebehoren als mede een van de twee witwerkers kabinetjes (kabinet gemaakt van wit vurenhout) en nog enig huisraad tot meubilering van een kamer, alles naar het goedvinden van de executeurs.”
De executeurs vonden het inderdaad goed en Anna Bontenbal ontvangt volgens de Rekening en Bewijs op 10-8-1775 naast het bedrag van 1000 gulden en de 100 gulden voor rouw(kleding) ook een goed bed met toebehoren, een witwerker kabinet en enig huisraad. Omdat Anna tot eind september in het huis bleef om de huishouding draaiende te houden, ontving zij ook nog 118 gulden, namelijk voor (achterstallig)loon, kostgeld en 3 gulden voor de kermis. Zij stak daarbij gunstig af bij de overige drie dienstboden; deze ontvingen naast hun 100 gulden voor de rouw, respectievelijk 20, 31 en 17 gulden.
Anna kon het geld goed gebruiken, want als weduwe had zij geen inkomen of verzorging voor haar oude dag. Maar helaas, slechts een kleine zeven jaar heeft Anna Bontenbal van het geld kunnen genieten; al op 6 april 1782 overlijdt zij op S9jarige leeftijd. In oktober 1781 had Anna wel haar testament gemaakt en daarbij haar dochter Johanna en haar kleinzoon Bernardus van der Lingen aangemerkt als enige erfgenamen.
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.