XII – Het religieuze leven van Cornelia Maria Bontenbal

Cornelia Maria Bontenbal (X11-36-8) was in 1964 tachtig jaar oud en als invalide gekluisterd aan haar rolstoel. In dat jaar schreef zij voor haar kinderen en kleinkinderen een verhaal over haar leven. Het werd als boekje uitgegeven door Uitgeverij CeDee in Ridderkerk en bevat 44 bladzijden op AS-formaat. Het gaat voornamelijk over haar geestelijk leven, hoe zij door het geloof werd gegrepen en hoeveel invloed dat op haar leven heeft gehad. Het is een boekje geworden waarin in eenvoudig taalgebruik diepe, menselijke gevoelens worden weergegeven.

Dus bleef ik met mijn ellende zitten, was ik ’s nacht alleen, schreide en smeekte ik de Heere achterna. Maar de Heere gaf geen gehoor, totdat ik nergens geen lust meer in had en toch maar naar mijn huisje terug ging. En gevoelende dat er iets tussen de Heere en mijn ziel lag, hield ik niet op om te zeggen: “Ach HEERE, als het dan nooit wat met mijn arme ziel geweest is, och, ik leef nog; o, ziet dan nog één keertje naar me om, want zó is het geen leven.”

Bron: 12 Vrouwen volgen Jezus, Stichting de Gihonbron, Middelburg, 2013

Zo verhaalt zij dat haar ouders een verschillend geloof hadden. Haar vader Theodorus Bontenbal kwam uit een fanatiek rooms gezin en haar moeder was hervormd. Bij het huwelijk van haar ouders had haar vader aan zijn schoonvader moeten beloven dat de kinderen uit hun huwelijk hervormd gedoopt zouden worden. Alle dertien kinderen werden inderdaad Nederlands-hervormd gedoopt, maar verder gingen haar ouders zelden of nooit naar de kerk. De plotselinge dood van een tweejarig dochtertje bracht haar vader tot wanhoop. Hij zocht steun bij de kerk waar hij van kinds af aan bij gehoord had, maar kon op de eisen die de kerk stelde niet ingaan. Hij wilde de belofte die hij aan zijn schoonvader gedaan had niet breken en kwam zodoende in grote geestelijke nood. Door toeval komt hij later in aanraking met een collega die hem overhaalt om met hem naar de gereformeerde kerk in de Raampoortlaan te Rotterdam te gaan. Op die dag sprak ds. Klinkert over de woorden “Al waren uw zonden als scharlaken, ik zal ze wit maken”.

Door deze preek voelde hij zich persoonlijk aangesproken en het resulteerde in nieuwe kerkbezoeken en uiteindelijk in een overgang naar deze geloofsgemeenschap. Cornelia’s moeder wilde niets met de gereformeerden te maken hebben en vergezelde haar man dus niet naar de kerk. Enkele jaren later komt zij door een toeval in de kerk van de Gereformeerde Gemeente Onder het Kruis aan het Weena waar ds. Pieneman preekte. Ook zij werd op wonderbaarlijke wijze gegrepen door de woorden van deze dominee en na veel twijfel kwam er een grote ommekeer in haar leven. Beide ouders sloten zich later aan bij deze kerkgemeenschap.

In dit milieu groeide Cornelia Bontenbal dus op en het heeft haar onmiskenbaar gevormd. Zo schrijft zij dat vlak voor haar twintigste jaar, zij werkte toen als dienstbode in Rotterdam, haar geloof wat vervlakt was en zij geen lust meer had om naar de kerk te gaan. Een uitnodiging om mee te gaan naar een 25-jarig huwelijksfeest bracht een ommekeer. Blijkbaar strookte alleen al de gedachte aan zo’n feest niet met haar opvoeding. Ze schrijft namelijk dat zij toen volledig terugkeerde naar haar kerk en “alles wat van de wereld was toen de kachel inging en verbrand werd”. De rest van haar leven stond daarna in het teken van het geloof.

Bronvermelding

Het grootse deel van bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.

Aangevuld door C. Bontenbal.