Stoffel Claesz Bontenbal (II-1) wordt op 6 mei 1582 benoemd tot een van de zeven schepenen van Zevenhuizen. Zijn ambtgenoten in dat jaar zijn: Arijen Jansz Bos, Cornelis Commersz, Cornelis Claes Goethart, Plonis Cornelisz, Claes Crijnen en Cornelis Jan Neel Matse. Op 26 mei van dat jaar treedt de Vierschaar van Zevenhuizen op als arbiter in een zaak waarin sprake is van de verkochte woning en landerijen van Adriaen Willems. Van deze rechtspraak wordt een akte opgemaakt (Oud Rechterlijk Archief nr. 2 van Zevenhuizen), waaronder Stoffel Claesz Bontenbal de tekst “bij mij stoffel claesz” heeft geschreven (zie onderstaande figuur).
Stoffel Claesz was een van de vijf zonen van de stamvader Claes Michielsz Bontenbal. Of hij inderdaad de oudste zoon was, is niet zeker. Het zou ook mogelijk kunnen zijn dat hij de jongste zoon geweest is en dat hij nog kinderloos was toen hij overleed. Toch overheerst de gedachte dat Stoffel de oudste was en wel om de volgende redenen: hij overlijdt als eerste van de vijf broers, hij leent zijn broer Michiel 1000 Carolusguldens (een handeling die bij een oudere broer past) en hij wordt al in 1565 en later 1602 genoemd als voogd van Zevenhuizense weeskinderen. Ook heeft hij van de vijf broers het grootste oppervlak aan land in Zevenhuizen (in 1569 wordt hij voor vijftien quartier steekrekening aangeslagen, wat overeenkomt met ongeveer een veertigste deel van de belastbare grond in Zevenhuizen). Ook bezat hij twee huizen die na zijn overlijden verkocht werden. Hij had dus nogal wat bezit vergaard in zijn leven.
Het kan echter ook zijn dat veel van zijn bezit door zijn vrouw Pietertgen Jacobsdr was ingebracht. Zij kwam vermoedelijk uit een gegoede familie die verwant was aan het adellijke geslacht Van der Duyn in Zevenhuizen. Dit valt op te maken uit een proces dat uiteindelijk in 1565 gevoerd zou worden voor de Grote Raad van Mechelen, het hoogste rechtscollege in Holland in die tijd. Het geding had zijn oorsprong in de verkoop van een stuk veen in de ambachtsheerlijkheid Zevenhuizen door Dirck Jacobsz uit Zevenhuizen. De ambachtsvrouwe Josina van Zwieten betwistte de verkoop en eiste dat hij aan haar het perceel terug zou geven. Maar volgens de Procureur-generaal bij het Hof van Holland was het land vervallen aan de Grafelijkheid omdat Dirck Jacobsz zonder toestemming van de leenheer het stuk veen had verkocht. In juli 1529 werd Dirck Jacobsz voor het leenhof van Holland gedaagd en hem werd verzocht het stuk veen af te staan en aan Josina van Zwieten werd gevraagd dit toe te staan. Na een procedure van 35 jaar deed het Hof van Holland uitspraak. Zowel de Procureur-generaal als Vrouwe Agatha van Alckemade, als opvolgster van Josina van Zwieten, werd niet ontvankelijk verklaard. Beiden gingen in appel bij de Grote Raad van Mechelen. Daarvan is echter geen sententie bekend. Wel zijn de aan de Raad overlegde procesdossiers bewaard gebleven. (Archief van de Grote Raad van Mechelen, Beroepen uit Holland, deel 8, dossier 773; datum 1565 , geen sententie).
Van belang in dit dossier is het verslag van een getuigenverhoor die Dirck Jacobsz op 11-3-1534 in Den Haag liet houden. Maar in het dossier bevindt zich ook een stuk van latere datum waarin de erfgenamen van Dirck Jacobsz, die hem na zijn dood als procespartij opvolgden, worden genoemd. Het zijn: Adriaen Jacobsz, mede namens Adniaentgen Dircksdr, weduwe van (Jonge) Cornelis Lourisz, Stoffel Claesz (Bontenbal) voor zijn vrouw Pietertgen Jacobsdr en als voogd voor de kinderen van Cornelis Lourisz, en Pieter Tonisz van der Duyn, mede namens zijn broers en zusters.
Ondanks de vele namen die vermeld zijn, wordt de familierelatie van Pietergen Jacobsdr niet duidelijk. Een mogelijke oplossing is gegeven in onderstaand schema. Hierbij wordt uitgegaan van het artikel over het geslacht Van der Duyn beschreven door B. de Keijzer in het boek Hollandse stam- en naamreeksen (Rotterdam 1988). In deze verhandeling wordt verondersteld dat Dirck Jacobsz een Van der Duyn is en dat Pietertgen Jacobsdr zijn zuster is.
Toch roept het onderstaande overzicht een aantal vragen op:
- De perioden dat Dirck Jacobsz Pietertgen Jacobsdr leefden, liggen vele jaren uit elkaar.
- Het is niet duidelijk waarom Dircks dochter Adriaentgen niet de enige erfgenaam is.
- Waarom worden Pieter Thonisz van der Duyn en zijn broers en zusters (achterneven/nichten van Dirck Jacobsz) ook als erfgenamen genoemd?
Een mogelijke andere familierelatie van Pietertgen Jacobsdr wordt beschreven door prof. mr. M. Bos in zijn boek “Het Stichts-Hollandse geslacht Van den Bosch”. Op blz. 36 van dit boek geeft hij een schema van de familiebetrekking van Dirck Jacobsz. Het komt in principe overeen met onderstaand schema. Zijn veronderstelde famuilierelatie is gebaseerd op het proces-verbaaldossier betreffende het getuigenverhoor dat Dirck Jacobsz op 11 maart 1534 liet houden in ‘s-Gravenhage. Met dit verhoor wilde Dirck Jacobsz aantonen dat het omstreden stuk veenland in het ambacht Zevenhuizen ijn vrij eigen was en geen leengoed. M. Bos komt tot de conclusie dat in de stukken van de Hoge Raad van Mechelen genoemde Dirck Jacobsz niet afstamt van de familie Van der Duyn. Zijn vader en grootouders woonden wel in Zevenhuizen en behoorden tot een gegoede familie die zich bezig hield met turfwinning. Ten aanzien van Pieter Thonisz van der Duyn en zijn broers en zusters veronderstelt M. Bos dat deze afstammen van een onbenoemde zuster van Dirck Jacobs en Thonis Pietersz van der Duyn. Bij deze veronderstelling wordt wel opgemerkt dat een en ander op een gissing berust.
Evenals bij het andere schema blijft ook hier een aantal onduidelijkheden bestaan:
- De perioden dat Dirck en Pietertgen Jacobsdr leefden, liggen vele jaren uit elkaar.
- Het is niet duidelijk waarom Dircks dochter Adriaentgen niet de enige erfgenaam is. Bij versterf, dit is zonder testament, zou Adriaentgen volgens het in Holland gangbare recht immers enig erfgenaam van Dirck Jacobsz zijn geweest. Natuurlijk was een erflater vrij om bij testament aan te wijzen wie hij wilde, behoudens de legitieme portie, maar waarom zou Dirck Jacobsz dat dan gedaan hebben? Een ander punt van twijfel aan de juistheid van de veronderstellingen van M. Bos is zijn beschrijving over Adriaen Jacobsz, de broer van Dirck. Deze Adriaen Jacobsz was volgens Bos actief betrokken bij de turfwinning in Zevenhuizen en Waddinxveen (1533-1545). Ook bezat hij naast een aantal huizen (1544-1560) in Rotterdam daar ook een woonhuis (1551).
Het is echter waarschijnlijk dat zijn opgevoerde Adriaen Jacobsz verwisseld is met de Adriaen Jacobsz die genoemd is in de processtukken. Deze Adriaen Jacobsz leeft nog in 1609 en treedt in dat jaar op als voogd van zijn zuster Pietertgen Jacobsdr. Ook in 1591 is hij vermeld als voogd, maar nu van Adriaentgen Dircksdr die ook in de processtukken genoemd wordt.
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.