Ondanks zijn matige reputatie als staatshoofd en als mens had Koning Willem III (1817-1890) ook zijn goede kanten. Vooral wanneer “zijn volk” in nood verkeerde kon hij zich bijzonder hartelijk en vrijgevig tonen. Met dit optreden verwierf hij een grote populariteit en leverde hem zelfs de bijnaam Willem de Goede op. In 1862 is hem een fraai uitgevoerde bijbel met lessenaar aangeboden waarvoor 55.000 inwoners uit Nederland geld hebben gegeven. Ook Lourens Bontenbal (X-8-2) uit Rotterdam en nog vier andere naamdragers uit Bleiswijk en Zevenhuizen hebben aan dit geschenk bijgedragen. De aanleiding voor de inzameling was het medeleven dat de koning getoond had tijdens de watersnoodramp in het jaar daarvoor.
Watersnoodramp 1861
In het midden van de 19e eeuw hebben zich uitgebreide overstromingen voorgedaan in het rivierengebied van Gelderland en Noord-Brabant. In de wintermaanden van de jaren 1851, 1854 en 1861 traden Maas, Rijn, Waal en IJssel buiten hun oevers. Vooral de overstromingen van 1861 hebben veel leed en schade veroorzaakt. Een snel invallende dooì na de felle vorst in december 1860 veroorzaakte ijsopstoppingen in Waal en Maas. Daardoor steeg het water tot ongekende hoogte en op 5 januarì 1861 was de eerste dijkdoorbraak bij Brakel in de Bommelerwaard. De hele maand door bezweek de ene dijk na de andere. In totaal kwamen 57.000 bunders land onder water te staan en het water reikte tot aan de daken van de huizen.
Weldoener Koning Willem III
Bij het bekend worden van deze gebeurtenissen begaf Willem III zich met zijn gevolg direct naar het rampgebied en bezocht de getroffen gebieden. Blijkbaar onvermoeibaar klom hij over glibberige dijken of liet zich in een kleine roeiboot de rivier overzetten om geteisterde plaatsen te bezoeken. Gevluchte mensen sprak hij vriendelijk toe en bood hun spontaan geld aan voor de eerste levensbehoeften. Op zulke momenten toonde Willem III zich diep bewogen met het leed van “zijn volk”. Dit optreden, maar ook tijdens de voorgaande overstromingen, bezorgde hem groot aanzien. Het kwam tot uiting bij zijn terugkeer uit de rampgebieden op 9 februari. Reizend per trein via Arnhem, Rotterdam en Delft naar Den Haag werd hij op de stations hartelijk toegejuicht. De rit per rijtuig van het station naar het paleis Noordeinde werd een ware triomftocht.
Nationale inzameling
Kort na zijn terugkeer werd op initiatief van de koning afgekondigd dat er een nationale inzameling zou worden gehouden voor de getroffenen. Dit vond ruime weerklank, want behalve kleding, beddengoed en meubilair brachten deze acties ruim anderhalf miljoen gulden op. Daar waren de giften van de koninklijke familie niet bij inbegrepen. Willem schonk uit zijn persoonlijk vermogen 40.000 gulden, andere leden van de koninklijke familie een totaal bedrag van 12.000 gulden.
Ook nam de koning het initiatief voor een algemene verloting. Een commissie en 304 subcommissies in de verschillende gemeenten werden opgericht. Deze moesten de loten verspreiden en de prijzen verzamelen. Binnen twee maanden kwamen ruim 14.000 voorwerpen binnen; geschenken zowel uit binnen- als buitenland, van burgers tot leden van vorstenhuizen. Het waren voornamelijk schilderijen, tekeningen, boeken, atlassen, zilverwerk, handwerken, pendules, kristal- en glaswerk en meubels. Alles werd tentoongesteld in Den Haag en trok 24.972 bezoekers, opbrengst 6.800 gulden. In eerste instantie had men gedacht aan 25.000 loten à f 1- per stuk, maar het werden uiteindelijk 218.000 loten.
Inzameling voor het cadeau
Omdat de koning zoveel medeleven had getoond, wilden veel Oranjegezinden uiting geven van hun genegenheid door hem een Statenbijbel aan te bieden. Dit voorstel ging uit van J.L. Bernhardi in Utrecht. Hij was in orthodox-protestante kringen bekend door zijn “Zamenspraken”, blaadjes met een sterk religieuze strekking die hij sinds 1859 regelmatig schreef en uitgaf. Zijn voorstel was dat ieder die hield van Kerk, Oranjehuis en Vaderland een klein bedrag zou geven; twee cent was het minimum, een gulden het maximum.
Er waren echter mensen die in verzet kwamen tegen de strekking van Bernhardi’s woorden en de geloofsovertuiging van de initiatiefnemers. Ingezonden stukken in de pers maakten duidelijk dat bij veel inwoners het plan voor het geven van een Statenbijbel geen bijval vond. Zo viel er te lezen dat “De Roomschen landgenoten en de Israëlieten die van hun goede gezindheid jegens de koning blijk willen geven, kunnen onmogelijk aan het plan meedoen: de Koning is als zoodanig noch Protestant, noch Roomsch en evenmin Jood of Turk”. De schrijver vroeg zich af of de koning ermee gediend zou zijn als bij de Statenbijbel ook de Mechelse Catechismus, de Talmud en de Koran zouden worden gevoegd. Een andere tegenkracht kwam van lieden die bevreesd waren dat bij het overhandigen van de bijbel tevens aan de koning gevraagd zou worden om de bijbel ook op de openbare scholen te doen invoeren. Ondanks dit verzet ging het comité door en al gauw was er voldoende geld binnen. Er bleef zelfs 1483 gulden over, geld dat later is aangewend voor het stichten van een gereformeerd weeshuis in Huizen N-H.
De Watersnoodbijbel
Het geschenk voor Willem II bestond dus uit een bijbel met lessenaar. Een Statenbijbel van Pieter Keur uit 1702, belangeloos beschikbaar gesteld door een Oranje-aanhanger, werd opnieuw gebonden in leer en bruin fluweel en voorzien van bladwijzers, drie linten van oranje, wit en blauw. Op de buitenkant werden zilveren versieringen aangebracht, gemaakt door de zilversmid J.M. van Kempen volgens een idee van ds. J.F. Kohlbrugge. De motieven op de voorkant slaan op een aantal belangrijke gebeurtenissen van het Oranjehuis. Zo toont de centrale plaquette een ijsvogel die temidden van woelig water zijn jongen voedsel brengt, met eromheen de tekst “Een held in ijs en baren, wien God weet te bewaren”. Andere voorstellingen zijn de moord op Willem van Oranje in 1584, de vernietiging van de Spaanse Armada in 1588, de overwinning van prins Maurits bij Nieuwpoort in 1600 en de inname van Den Bosch door Frederìk Hendrik in 1629. Op een van de twee sloten van de bijbel staat de Hollandse maagd met de spreuk “Onze hulp is in de naam des Heeren”. Op het andere slot de berg Zion met de spreuk “Die op de Heere vertrouwen, zijn als de berg Zions”. Ook de achterkant werd versierd met een zilveren plaquette en vier medaillons, alle met bijbelse motieven en teksten.
De lessenaar in Renaissance stijl, gemaakt door onder andere J.W. Bernhardi een familielid van de initiatiefnemer, is van massief ebbenhout. Het heeft aan de voorzijde het Nederlandse wapen uitgevoerd in notenhout. Verder bevat de lessenaar een lade waarin het album met de namen van de gevers was ondergebracht. De bijbel en de lessenaar zijn in de kapel van het Paleis het Loo permanent tentoongesteld.
Album met namen
Op 22 maart 1862 werd door de initiatiefnemer J.L. Bernhardi in het paleis Noordeinde aan koning Willem III het geschenk overhandigd. Het ging vergezeld van een album waarin op de eerste vier pagina’s de tekst staat die bij de aanbieding werd uitgesproken. Daarna volgen 55.000 namen van de schenkers, per woonplaats ingeschreven, maar niet alfabetisch gerangschikt en zonder aanduiding man of vrouw en het geldbedrag. In Rotterdam hebben ruim 9500 personen meegedaan. Ook de 19-jarige, ongehuwde Lourens Bontenbal.
Hij woonde nog bij zijn moeder Margje Weertz en zijn stiefvader Jacobus Schröder. Ook hun namen staan vermeld in het album. Het is opmerkelijk dat zij geld over hadden voor de koning, want het was een arme omstandigheid waarin zij verkeerden. Toen Lourens vader, Gerrit Bontenbal, nog leefde verdiende deze het karige loon van twee gulden per week. Te weinig om van rond te komen en daarom kreeg Gerrit van het Burgerlijk Armbestuur in Rotterdam een wekelijkse toelage van 40 cent per week. En toen in 1847 achterelkaar twee jonge kinderen stierven, kreeg hij twee extra uitkeringen van 80 en 60 cent voor de betaling van twee doodskistjes. Bittere armoede dus. Misschien ging het na het hertrouwen van Margje financieel wat beter, maar het blijft onwaarschijnlijk dat er veel geld te verteren was. Daarom des te opmerkelijker dat zij toch hebben bijgedragen aan het geschenk voor de koning.
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.