XI – Treurnis troef voor Teuntje en haar zoon Theodorus

Soms liggen geluk en tegenspoed maar heel dicht bij elkaar. Zo ook voor Teuntje Bontenbal (X1-8), geboren op 5 januari 1828 te Overschie. Zo te zien groeit zij op in een heel normaal gezin bestaande uit vader, moeder en vier kinderen. Wel waren een broertje en een zusje op zeer jeugdige leeftijd overleden, maar dat kwam meer voor in die tijd. Haar ouders hadden een kruidenierswinkel in Overschie wat echter niet inhield dat zij bij de middenstanders behoorden. De eerste helft van de 19de eeuw was economisch allesbehalve florissant. De vaste arbeiders hadden meestal een redelijke bestaanszekerheid. Daarentegen hadden de losse- en seizoenarbeiders het veel slechter. Velen die zonder werk zaten begonnen daarom met een eigen bedrijfje, maar een kruidenierswinkeltje was in die slechte tijd eigenlijk een noodgreep.

Hoe het er in het gezin toeging, daarover is weinig bekend. Teuntjes beide broers, Gerrit en Nicolaas, en haar zus Johanna trouwden en vonden hun geluk in eigen gezinnetjes. Dat was niet voor Teunte weggelegd, want zij bleef ongehuwd. Wel raakte ze op 29-jarige leeftijd in verwachting, maar het was een levenloze dochter die op 26 januari 1858 werd geboren in een huis aan de ‘s-Gravenweg te Kralingen. Het leed is echter nog niet geleden: in 1863, 1866 en 1867 worden nog drie levenloze kinderen van haar geboren. Wat was hier aan de hand? Men kan er van alles bij bedenken, maar de juiste toedracht zal wel onbekend blijven. Dan, op 29 oktober 1871, brengt Teuntje Bontenbal, die dan al ruim 42 jaar oud is, een zoon ter wereld. Hij krijgt de namen Theodorus Reinierus, namen die niet in haar familie voorkomen. Zij was er ongetwijfeld gelukkig mee, want de naam Theodorus betekent zo veel als geschenk uit de Hemel. Maar of zij het kind kon opvoeden en goed verzorgen is onzeker. In ieder geval niet lang, zeven jaar later, op 7 oktober 1878, overlijdt Teuntje zelf. Wat een opeenstapeling van narigheid.

Teuntjes zwager Pieter Breur, die getrouwd was met Johanna Bontenbal, wordt voogd over de jonge wees. Pieter en Johanna woonden, net zoals Teuntje, op de ‘s-Gravenweg te Kralingen en Theodorus komt bij hen in huis.

Hij zou er niet lang blijven, op 28 augustus 1879 wordt hij opgenomen in een weesinrichting te Nijmegen. Dit Ned. Herv. weeshuis was im 1863 opgericht door de jonge en ambitieuze Johannes van ‘t Lindenhout en zijn vrouw. Het weeshuis startte in een bestaand pand in het centrum van Nijmegen en na vier jaar, in 1866, waren er al 75 wezen in verpleging. Twee nieuwe paviljoens die in 1866 en 1867 werden gebouwd in Neerbosch, even ten westen van de stad Nijmegen, voorzagen dan ook in de behoefte aan meer ruimte. Nog meer gebouwen zouden volgen en het complex Neerbosch groeide uit tot de grootste weesimrichting van Nederland.

In 1879, toen Theodorus in het tehuis werd opgenomen, was het aantal wezen al gegroeid tot ongeveer 550. Theodorus heeft dit dynamische gebeuren echter maar vier jaar meegemaakt; ir 1883 overlijdt hij daar op elfjarige leeftijd. In de kroniek van het weeshuis is over deze gebeurtenis het volgende geschreven:

Een van onze kleine weezen, Doris Bontenbal, is ons door de dood ontnomen, hij was meer dan idioot. Met liefde hebben wij hem verpleegd, ofschoon hij ons veel moeite en zorg gekost heeft. Slecht weinige dagen was hij ziek”.

Bronvermelding

Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.