Hubertus Bontenbal (V-1) was, zover bekend, de enige zoon van dominee Jacobus Bontenbal. Wel had hij drie oudere zusters die al getrouwd waren toen hij nog geen 16 jaar oud was. Zijn zwagers kwamen allen uit de “betere” kringen; één was medisch doctor, de andere apotheker en de derde had een bierbrouwerij en een tegelbakkerij. Het lag dus in de lijn dat Hubertus van zijn ouders ook een goede opleiding zou moeten volgen. Op 19 maart 1640, hij is dan al 20 jaar, meldt hij zich aan als student medicijnen bij professor Polyander in Leiden, dezelfde professor waar zijn vader ook les van had gehad. Maar of hij zijn best gedaan heeft, is twijfelachtig en hoogstwaarschijnlijk heeft hij zijn studie niet afgemaakt. Zijn naam komt in ieder geval niet voor in het Album Promotorum van deze universiteit. Ten tweede zijn er geen aanwijzingen gevonden dat hij als geneesheer of in een overeenkomstige baan heeft gewerkt.
Ongetwijfeld vond hij het studentenleven wel belangrijk, want in 1641 meldt hij zich aan bij de Gelders-Overijsselsche Studentenverenigig. In de wapenboeken van deze vereniging, die zich nu in de Leidse Universiteitsbibliotheek bevinden, is zijn wapen kleurig afgebeeld. Schutte schrijft dat de wapenboeken van de Gelders-Overijsselse Studentenvereniging bestaan uit twee banden. Hierin staan totaal 670 personen vermeld. Van 42 van hen ontbreekt het wapen, 133 wapens komen meer dan eenmaal voor namelijk in die gevallen waarin meer dan één lid van dat geslacht in deze periode in Leiden gestudeerd heeft. Dit geef dus een totaal van 405 verschillende wapens. Uit een universiteits-overzicht over de periode 1625-1765 blijkt dat de vermelde verenigingsleden tussen 1612 en 1659 voor het eerst als student bij de Leidse Universiteit zijn ingeschreven. De leden van de vereniging kwamen in hoofdzaak uit de gewesten Gelderland, Overijssel en Drenthe. Uit dit laatste gewest werden de studenten blijkbaar zonder meer in de vereniging opgenomen, hoewel dit niet in de naam tot uitdrukking kwam.
Op het eerste gezicht lijkt het merkwaardig dat Hubertus Jacobsz Bontenbal uit Rotterdam zich bij deze vereniging heeft aangemeld en ook toegelaten werd. Een aannemelijke verklaring is de veronderstelling dat Hubertus in Heerewaarden in Gelderland geboren is en wel in de periode van 1618 tot 1619 toen zijn vader predikant was van de kerk in die plaats.
Hubertus roept nog meer vragen op
16 november 1648 wordt hij vermeld als een van de ongeveer 40 sollicitanten die bij de Staten-Generaal dingen naar de betrekking van ontvanger van de geestelijke goederen in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. Deze aantrekkelijke baan heeft hij echter niet bekleed. Waarom hij een administratieve baan ambieerde en niet iets op het gebied waar hij voor gestudeerd had, blijft onduidelijk.
In 1650 trouwt hij te Schiedam met de weduwe Elisabeth Snoeck, dochter uit een bekend en in aanzien staand Gorinchems geslacht. Daarom gingen zij ook in ondertrouw in deze stad, Blijkbaar ging het nieuwe echtpaar na hun huwelijk in Gorinchem wonen, want in 1651 wordt hun (eerste) kind Jacobus in deze stad gedoopt. Waarom zij trouwden in Schiedam en niet in Gorinchem of Rotterdam is onduidelijk. Had Hubertus in die plaats soms zijn werk en woonde hij daar? Of heeft Elisabeth daar gewoond? Een goede verklaring is nog niet gevonden.
In 1651 wordt hij vermeld ín een notariële akte opgemaakt in Gouda en hij machtigt dan in naam van zijn vrouw Elisabeth Snoeck de notaris Cornelis Futters om huurpenningen te innen van juffrouw Suzanne van de Broeck-Rochatus. Zij was een zuster van Elisabeths eerste man Damel Rochatus en woonde in een huis genaamd “De stad Mechelen” gelegen aan de Molenwerf 24 te Gouda. Familieruzie?
In 1653 koopt hij als inwoner van Gorinchem een stuk land met een oppervlak van vijf morgen en vijf hond in Hardinxveld. Dat was dus op een flinke afstand gelegen van zijn woonplaats en Hubertus zal daar wel niet geboerd hebben. Misschien was de aankoop bedoeld als geldbelegging of speculatie.
In 1654 wordt hij genoemd in verband met de erfenis van Johan Rochatus, de vader van de eerste man van Elisabeth Snoeck. Zij erven de helft van een huis aan de Molenwerf 24 in Gouda.
In 1658 wordt hij genoemd als poorter van Gouda en op 18 juni 1659 wordt hij genoemd in de boedelbeschrijving van zijn moeder. Daarin wordt aangegeven dat Hubertus in het buitenland verblijft, maar helaas niet waar.
De aantekening in 1658 is tevens het laatste wat van de 39-jarige Hubertus in de archieven gevonden is. Wat hij in het buitenland deed, kwam uit deze akte niet naar voren. Was hij als koopman naar Frankrijk gegaan om wijn in te kopen of misschien naar Ierland, het land waar zijn opa (zijn moeders vader) gewerkt en gewoond had? Of had hij het avontuur gezocht en was met een VOC schip naar de oost vertrokken? Het is niet bekend.
Tot slot is zijn overlijden of plaats van begraven ook en raadsel. Ondanks veel zoekwerk is dit niet gevonden. Misschien ergens in het buitenland?
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.