Een zekere G. Bontenbal liet de raadselachtige advertentie afgebeeld in figuur 42 plaatsen in de “Opregte Haarlemsche Courant” van dinsdag 17 december 1878. Het genealogisch onderzoek maakte duidelijk dat het hier om Gerardus Bontenbal {X1-15) ging, een toen nog ongetrouwde jongeman van 21 jaar. Hij was op 3-111857 in Haarlem geboren als zoon van Cornelis Bontenbal en Maria Weerman en woonde nog bij zijn ouders in de Wolstraat in Haarlem. Waarom Gerard de advertentie plaatste en wat hij ermee bedoelde, is niet direct op te maken. Bij een vluchtige lezing zou je kunnen veronderstellen dat hij een prijs van 30.000 gulden had gewonnen en nog eens een cadeautje van honderd gulden kreeg van de sigarenwinkelier A. Tikleman. Maar bij meer aandachtige lezing en wat puzzelwerk komt toch een andere uitleg naar voren.
Gerard Bontenbal woonde vlakbij de Kleine Houtstraat en het is aan te nemen dat hij geregeld in de sigarenwinkel van de heer Tikleman kwam om daar zijn rookwaren te kopen. Ook toen was de verkoop van tabaksartikelen geen goudmijn en deed een winkelier er van alles bij om in zijn levensonderhoud te voorzien. Een van de mogelijkheden was een agentschap van de Staatsloterij, maar dat was niet voor iedereen weggelegd. Deze loterij die al sinds 1726 door de centrale overheid werd uitgeschreven, had maar een beperkt aantal collecteurs en zogenaamde debitanten die loten mochten verkopen.
De heer Tikleman en met hem menig winkelier zochten dus naar andere middelen en zo ontstonden er in die tijd een veelheid aan zogenaamde winkelloterijen. Volgens de wet waren het geen loterijen want deze winkelloterijen boden de klanten, zonder een inleg te vorderen, een kansspel. Wellicht was er wel sprake van een inleg, namelijk in de vorm van hogere prijzen of mindere kwaliteit van de verkoopartikelen, maar dat viel niet uit te zoeken. In ieder geval was het een klantenbinding. Was het uitgeven van genummerde briefjes door de winkelier niet zo’n probleem, het organiseren van de trekking daarentegen wel. Daarom gebruikten zij voor de toekenning van hun prijzen vaak de trekkingslijsten van de Staatsloterij, die waren betrouwbaar. J.J.N. Smits schrijft in zijn boek “De kans lacht yder toe, een beschrijving van 250 jaar Staatsloterij” dat deze trekkingen zorgvuldig en met veel ceremonieel vertoon werden uitgevoerd. Zij namen een aantal weken in beslag, het was een handmatige aangelegenheid. In een grote draaibare trommel bevond zich voor elk verkocht lot een briefje met het lotnummer. In een andere trommel zaten briefjes waarop alle prijzen stonden vermeld maar ook alle “nieten”. Telkens moest, na geducht roeren van de trommel met de nummerbriefjes, het lotnummer worden getrokken en uit de andere trommel de prijsaanduiding of een niet. Een gigantisch tijdrovend werk, maar op deze manier was het voor ieder duidelijk dat zijn kansnummer inderdaad in de trommel had meegedraaid.
Waarschijnlijk is het zo geweest dat Gerard Bontenbal bij het kopen van zijn rookwaar van de sigarenwinkelier een briefje met het “nommer” 4826 heeft gekregen. Toen bij de trekking van de Staatsloterij een (hoofdprijs van 30.000 gulden viel op nummer 4826 hield dat in dat de winkelier op zijn corresponderende nummer een bedrag van 100 gulden uitkeerde. Opvallend is dat in de advertentie niet gesproken werd van een prijs maar van een cadeau. Het bevestigt dat het hier niet een loterij betrof maar een kansspel, waarvan de regels niet door de overheid werden opgesteld.
In ieder geval was Gerard 100 gulden rijker en misschien heeft hij daarmee weer rookwaar gekocht. Dat betekende dat de winkelier zijn geld weer terugkreeg, maar ook dat Gerards cadeau in rook is opgegaan.
Bronvermelding
Bovenstaande tekst is afkomstig uit ‘Het Zuid-Hollandse geslacht Bontenbal: de oudste twaalf generaties (Rijswijk, 2005)’ geschreven door P.J. Bontenbal.