Sententie Claes Michielsz Bontenbal

Geparafraseerd:

“Voor de Schepenen en Mannen van Schieland is Claes Michielsz Bontenbal, voormalig secretaris van Sevenhuysen, gearresteerd vanwege een gruwelijke samenzwering tegen de persoon van de doorluchtige Vorst, de Heer Prins van Oranje, evenals tegen het welzijn van het land.

Uitgesproken en uitgevoerd in Rotterdam op 3 juli 1623.

In Rotterdam,
Bij Jan van Waesberghe, aan de Markt, in het jaar 1623 (?)

Claes Michielsz Bontenbal, voormalig secretaris van Sevenhuysen, momenteel gevangen zonder foltering en ijzeren boeien, heeft bekendgemaakt dat ongeveer twee jaar geleden, zonder de exacte dag te herinneren, hij werd benaderd door Cors Jansz van Alphen, zijn zwager die in Rotterdam woont. Cors Jansz onthulde dat er plannen waren om de regering in dit land te veranderen. Hij zei tegen Cors Jansz dat hij dacht dat dit goed uitgedacht was en met middelen die geen bloedvergieten zouden veroorzaken. Hij zou echter geen enkele bijdrage leveren aan de plannen, tenzij hij gevangen werd genomen, en dat hij sinds die tijd, telkens als hij zijn eerdergenoemde zwager ontmoette, hem op de hoogte bracht van wat er gaande was en of de genomen beslissing zou worden uitgevoerd of niet. Cors Jansz antwoordde bij elke gelegenheid dat hij gevangen zich rustig moest houden, dat de zaak goed zou verlopen en snel zou plaatsvinden.

Hij heeft ook, ongeveer een jaar geleden, bekendgemaakt aan Davidt Coornwinder, voormalig secretaris van Berckel, informatie over de eerder genoemde verandering in de regering. Hij zei dat sommigen van de Remonstrantse gezindheid niet zo negatief tegen de zaak aankeken, en dat er nog goede mensen waren die betrokken waren en die de zaak zouden steunen. Toen hem werd gevraagd wie deze mensen waren, zei hij dat het onze vijanden zijn, dat ze onze vrienden zijn, zonder hun namen bekend te maken. Hij ontmoette Cors Jansz en Davidt Coornwinder regelmatig en vroeg hen telkens hoe de zaken ervoor stonden en of de zaak snel zou vorderen. Cors Jansz antwoordde dat het snel zou gebeuren.

Op 27 januari van dit jaar 1623 werd hij door Cors Jansz in Rotterdam ontboden en bekende Cors Jansz hem dat er plannen waren om de regering te veranderen door de persoon van de Heer Prins van Oranje aan te vallen. Cors Jansz zei dat de enige manier om de regering te veranderen was om de Prins van Oranje te vermoorden. Vervolgens gaf Cors Jansz hem een verzegelde brief om naar Willem van Oldenbarnevelt, Heer van Stoutenburch in Den Haag te brengen. Hij vroeg hem wat Stoutenburch ervan vond en of hij van plan was om met iemand anders te praten over de zaak. Hij bracht de brief naar Stoutenburch, die zei dat het nog niet nodig was om met iemand anders te praten en dat hij de zaak geheim zou houden.

Hij sprak ook met Claes Jansz van Alphen, zijn voormalige Schout in Sevenhuysen, en vertelde hem over de samenzwering en vroeg of hij David Coornwinder om hulp kon vragen om 2000 gulden te verzamelen. Claes Jansz zei dat hij dat geld niet kon krijgen, maar dat hij zou proberen 1000 gulden te verzamelen. Hij ging ook naar Cornelis Cornelisz Olshoren, de voormalige Schout van Sevenhuysen, en vroeg hem om hulp bij het verzamelen van het geld. Cornelis Olshoren zei dat het een riskante zaak was en dat het geld verloren zou kunnen gaan als de samenzwering niet slaagde. Hij zei dat ze eerst de schulden moesten afbetalen voordat ze aan de zaak konden werken. Toen hij vroeg of de zaak nu was voltooid nadat hij het geld had verzameld, deed Cornelis Olshoren een stokje in zijn hand en zette het op het ijs, en hij antwoordde dat het niet anders was dan wanneer hij dat stokje uit zijn hand zou nemen en op het ijs zou zetten. Cornelis Olshoren legde uit dat ze alleen de wacht moesten houden en de weg blokkeren, niet gewapend rondlopen, omdat ze tekort zouden schieten als het erop aankwam. Toen hij vroeg of iemand hen zou toestaan om dit te doen, antwoordde Cornelis Olshoren dat alleen als de zaak stevig genoeg stond en als ze zagen dat de samenzwering serieus was, ze misschien bereid zouden zijn om mee te doen. Hij zei dat ze dan bepaalde mensen moesten waarschuwen om hen te helpen. Hij vroeg ook aan Adriaen van Dijk, voormalig secretaris van Bleyswijck, hoe de zaken stonden en Adriaen van Dijk antwoordde dat er goede vooruitgang was.

Op 3 februari van dit jaar 1623 werd hij ontboden door David Coornwinder in Moordrecht en bekende hij de samenzwering tegen de persoon van de Prins van Oranje en vroeg Coornwinder of hij 2000 gulden kon verzamelen, of dat Claes Jansz van Alphen advies kon geven over het verzamelen van dat geld. David Coornwinder vroeg hem om 1000 gulden te verzamelen en zei dat het geld zou worden gebruikt voor de herstel of verandering van het land, zoals gepland door de samenzwering om de Prins van Oranje om te brengen. Hij ging akkoord en verzamelde het geld, waarvan 1000 gulden van Claes Jansz van Alphen kwam en 1000 gulden van Cornelis Cornelisz Olshoren. Hij gaf het geld aan David Coornwinder en kreeg een obligatie van 2000 gulden van hem, gedateerd op 1 februari 1623. Later, toen de samenzwering werd ontdekt, maakte Cornelis Olshoren zich zorgen en vroeg om een nieuwe obligatie met een eerdere datum om zijn betrokkenheid te verbergen. Hij deed dit op 3 februari van dat jaar, zodat de oude obligatie werd vernietigd. Hij maakte echter geen nieuwe obligatie voor het geld dat hij van Claes Jansz van Alphen had ontvangen, maar ontving het geld in goed vertrouwen om aan Coornwinder te overhandigen. Hij heeft geen obligatie voor dit geld gemaakt, maar gaf het aan Coornwinder met de wetenschap dat het zou worden gebruikt voor de samenzwering, zoals eerder vermeld.

Alle bovengenoemde zaken zijn zeer ernstig en hebben ernstige gevolgen, en ze kunnen leiden tot grote onrust in het land en het gevaar van bloedvergieten. Daarom is het noodzakelijk dat deze zaak streng wordt gestraft, als afschrikkend voor anderen.

De Schepenen en Mannen van Schieland, na de bekentenis van de verdachte te hebben gehoord en alle overwegingen te hebben gemaakt, verklaren hem schuldig aan hoogverraad (Crimes laesae Majestatis) en veroordelen hem ter dood te worden gebracht op de gebruikelijke plaats voor criminele executies achter het Stadhuis in Rotterdam, waar de dood zal volgen. Zijn lichaam zal daarna in het geheim worden begraven. Ze verklaren ook al zijn eigendommen verbeurd en geconfisqueerd ten behoeve van de eiser en de stad. Ze wijzen het verder verzoek van de baljuw af. Dit is gedaan en uitgesproken op 3 juli 1623 door de Schepenen en Mannen van Schieland.

In getuigenis hiervan,
I. Cauwenburck.”

Getranscribeerd:

Bij Schepenen ende Mannen van Schielandt gearresteert jegens Claes Michielsz Bontenbal, gewesen Secrataris van Sevenhuysen, over de grouwelijcke Conspiratie jegens den Persoon vanden doorluchtighen Vorst, den Heere Prince van Oragnien, mitsgaders den welstandt van ’t Landt.

Ghepronuncieert ende gheexecuteert in Rotterdam den iij Iulij Anno 1623.

Tot Rotterdam
By Jan van Waesberghe, aende Meret, Fame …

Alzoo Claes Michielsz Bontenbal gewesen Secrataris van Sevenhuysen, tegenwoordich gevanghen, buyten pijne ende banden van ysere bekent heeft, dat geleden ontrent den tijde van twearen zonder den precijsen dach onthouden te hebben hen gevangen by Cors Jansz van Alphen

n Swagher woonende tot Rocterdam openbaringe is ghedaen, datter voorghenomen was de regieringhe alhier te Lande te veranderen, zeggende hy Cors Jansz daer by, dat hy meende dat het zoo wel besteecken ende met zulcken middel zoude te weghe ghebracht werden dat in t minste gheen Bloedt-stortinghe daer door zoude gheschieden, zonder dat hy eenighe middel hoet gedaen zoude werden aen hem ghevanghen openbaerde, ende dat hy ghevanghen tsedert die tijdt by der voornoemden Cors Jansz synen Swagher altemet komende, telckens den zelven ghebraecht heeft, wat vande zake was, of de ghenomen resolutie voortganc zoude hebben, ende ine wert ghestelt werden ofte niet, en dat den voornoemden Cors Jansz telcken reyse, daer op geantwoort hadde , dat hy ghevanghen hem gherust zoude houden, dat de zake wel lucken, ende haest gheschieden zoude.
Dat mede hem ghevanghen gheleden ontrent den ti van een Jaer by Davidt Coorn winder ghewesen Secretaris van Berckel kennisse ende openinghe is gedaen nopende de voorzeyde veranderinghe inde regieringhe, zegghende den voornoemden Coornwinder dat de zake door de Remonstrants ghezinde zoo qualijc niet en stonde allmen wel meende, ende datter noch goeden moe was,
4
was , ende dat ihy ghevanghen braghende den voornoenden Coorn winder, waer op ‘czelve ghefondeer was, ende oft ooc Fondament hadde, ende offer eenighe andere waren, die de zake zonde willen de handt bieden ende voorstaen, den voorzeyden Coorn-winder gheantwoort hadde, ja, al meer als ghy zout dencken, ende die wy meenen dat onse Vyanden zijn, dat zijn onse Vrienden, zonder dat hy hem ghevanghen nommeerde wae Persoonen de zeive waren, dat hy ghevanghen zoo nu, zoo dan by gheleghentheyde by den voorseyden Coorn winder zijnde, den zelven ghevraecht heeft hoe de zake stonde, ende of de zelve haest voortganc zoude hebben ende dat den zelven Coorn-winder zomwylen gheantwoort hadde, sy zal haest voortganc hebben, ende somtyts ooc datter noch pets inden wege was, daer door dezelve belet ofte verhindert werde, dat hy ghevanghen inden lest voor leden zomer gaende met den voorseyden Coorn winder van Berckel naer Soetermeer ende sprekende te zamen vande voornoenide veranderinghe inde Regieringhe den voor-seyden Coorn-winder onder anderen hem ghevanghen ghevraecht heeft, oftmen (des noot zijnde) niet een deel Huys-luyden wt Zevenhuysen zoude konnen kryghen, die haer zelven naer den Haghe zouden vervoeghen, waer op hy ghevanghen gebraecht deobende wat de Huyslieden inden Haghe doen zouden, zegghende daer by als de Huyslieden daer toe gebruyet zouden werden, zoo zout een arm werc wesen, wane
Huyslieden en konnen met gheen gheweer om gaen, zonden alst daer op aen quam veel te kort komen, den voornoemden Coorn winder gheantwoort hadde: sy en zullen anders niet doen verstaende daer wiede de Huys-sunden, als een beugh bewaren ofte wech bezetten, ende
5
dat hy ghevanghen daer op ghesevt heeft niet te weten datter yemant zoude wesen die hem daer toe zoude laten ghebruycken, of het moeste al van hoogher hant komen ende alsmen zach dat de zake zulcken sondament hadde dat de Huyslieden alsdan daer door zouden konnen bewoghen werden, om haer daer toe te laten ghebruycken, ende dat den voorseyden Coorn-winder wederomme gezeyt hadde: meer als reden, ic en twysfele ooc niet als zulcx versocht wierde, of het zonde zoo gheschieden, dat mede hy ghevanghen zos nu, zoo dan gheweest is by Adriaen van Dije ghewesen Secretaris van Bleyswije ende van ghelijcken met den zelven ghesproken heeft vande veranderinghe inde regieringe welcken van Dize by ghevanghen somtijts ghevraecht, hoe de zake nopende de voorsz veranderinghe al stonde, den zelven van Dijc zomwylen gheantwoort heeft datter goeden moer was, ende dat inden lest leden herbst hy gevanghen wederom den voorseyden van Dijc naer de voornoemde zake vraghende, den zelven van Dijc hem gheseyt heeft, dat den hoep aen stucken was.
Dat op den 27 dach der maent Januario lest leden deses Jaers 1623 hy gevanghen by den voorseyden Cors Jansz tot Rotterdam ontboden zijnde, den voornoemden Cors Jansz hem ghevanghen alldoen bekent ghemaect ende gheopenbaert heeft, den aenslach voor ghenomen teghens den Persoon vanden Heere Prince van Oragnien om daer door de regieringhe te veranderen, ende dat hy ghevanghen daer op gheseyt hadde: en kan de veranderinghe inde regieringhe anders niet gheschieden, ofte moet den Prince van Oragnien omghebracht werden, den zelven Cors Jansz daer op gheantwoort hadde, dat zommighe oordeelden dat zonder t’ombrenghen vanden Prins het niee licht
6
licht te remedieren zoude wesen , maer den Prins omghebracht zijnde, zoo zoude de zake met niet te helpen zun, dat den zelven Cors Jausz ter zelver tijc hem ghevanghen ghegheven ende behandicht heeft zeker briefken coe ghesloten zonder opschrift, om ’tzelve aen Willem van Oldenbarnevelt, Heere van Stoutenburch in den Haghe te bestellen, inhoudende tzelve briefken zoo hy ghevanghen van Cors Jansz hadde verstaen, wat hem Stoutenburch dochte, of het niet tijt en ware naer dien den aenslach naer by was dat hy Cors Jansz yemant zoude aen spreken, dan of hy het noch secreet zoude houden, welc briefken by hem ghevanghen aen den voornoemden Heere van Stoutenburch behandicht, ende by den zelven ghelesen zijnde, hadde hy Stoutenburch hem ghevanghen gheantwoort, dattet noch niet noodichen was pemant aen te spreken, houdende hy ghevanghen het daer voor, dat het aen spreken daer toe zoude ghedient hebben, on eenighe persoonen te waerschouwen die de veranderinghe inde regieringhe zouden helpen doen, als den Hooch ghemelten Prince van Oraghien zoude omghebracht zun, ende dat hy ghedangen met den voorndemden Stoutenburch sprekende vanden voorsz aenslach op den Persoon vanden Prince van Oragnien, die hem alsdoen by den voornoemden Stourenburch insghelijer gheopenbaert ende bekent ghemaect was den voorsz Stoutenburch ter zelver tyt hem ghevanghen mede gheseyt heeft dat den aenslach op den Hooch-ghemelten Heere Prince, kortelingh buyeen den Haghe in’t were ghestelt zoude werden, en dat hy ghevanghen aen Stoutenburch vraghende als das werc gedaen zal zijn, denoterende daer niede het ombrenghen vanden Hooch ghemelten Prince van Oragnsen
7
zalt dan al ghedaen wesen, den voorseyden Stoutenburch daer op zeyde, dan zullender noch andere luyden zijn die mede handen hebben, dat hy ghevanghen daer mede vanden voorseyden Scoutenburch ghescheyden, ende over Rotterdam t’huys ghekomen zijnde, ghegaen as eerst ten huyse van Claes Jansz van Alphen synen ghewesenen Schout tot Sevenhuysen Swagher, ende den zelven den voornoemden aenslach gheopenbaert ende te kennen ghegheven heeft, dat hy ghevanghen weynich daghen daer naer oock aen Cornelis Coruelisz Olshoren mede gewesen Schout van Sevenhuysen, syn ghevanghens Huysvrouwen stiefvader Dat den zelven aenslach te kennen ghegheven heeft.
hy ghevanghen daer naer op den j. Februarij lestleden by den voornoemden David Coorn-winder tot Moordrecht ontboden zijnde, den zelven Coornwinder hen ghevanghen, insghelijcx den voor seyden aenstach te ghens den Persoon van syne Princelijcke Excellentie heeft bekent ghemaect, ende op hem ghevanghen alsdoen versocht, of hy niet zoude konnen formeren de somme van twee Duysent guldens, of dat Claes Jausz. van Alphen synen Swagher gheen raet en zonde weten an de zelve twee duysent guldens, die hy Coorn winder zeyde hem ghelast te zijn te lichten, ende dat hy ghevanghen oordeelende, dat die gheemployeert zouden werden tot restitutie ofte veranderinghe vanden saet ende regieringhe deser Landen die voorgenomen was ee doen doort ombrenghen vanden Hooch gemelten Prinee van Oragnien, zoo de voorsz Cors Jansz van Alphen, Stoutenburch ende Coorn winder hem hadden gheseyt daerop gheseyt heeft dat hy meende dat den zelven Claes Jansz zoo veel gheles niet by hem hadde, maer dat hij
8
zoude sien, of Claes Jansz van Alphen, ende Cornelis Olshoren beyde hier voren ghenoemt zoo veel penningen te zamen zouden konnen wtmaken, dat hy ghevanghen in het scheyden van Moordrecht den voornoemden Davidt Coorn-winder ghevraecht heeft, als dat nu ghedaen is, daer mede verstaende t’ombrenghen vanden Hooch ghemelten Heere Prince, is dan de zake al gheholpen, ofte en zalse dan gheen last syden, den voorzeyden Coorn-winder nemende tstocxken ’twelcke hy ghevanghen inde handt hadde, ende zettende tzelfde op’t ys, daer op gheantwoort ende ghezeyt heeft niet meer dan of ic dat stocrken wt vhandt neme ende zet het op tys, ende dat h ghevanghen van daer naer Sevenhuysen is ghegaen. Eerst by den voornoemden Claes Jausz van Alphen, den zelven aenseggende, dat Coorn winder op hem versocht hadde, dat hy den voorsz Claes Jansz zoude vraghen, of hy den voorsz Coorn-winder niet en zoude konnen helpen aen een somme van twee duysent guldens, waer op den zelven Claes Jansz van Alphen zegghende, dat hy zoo veel ghelts niet by een en zonde konnen kryghen, maer dat hy zien zoude of hy duysent gulden, zoude konuen wt maken, hy ghevanghen daer op ghevraecht hadde of Cornelis Cornelisz Olshoren mede gheen duysene gulden zoude konnen we maken, en dat hy ghevanghen dien volghende by den voornoemden Cornelis Olshoren gegaen is, ende tzelfde hem aenghedient heeft, ende dat de voorsz Cornelis Olshoren daer op gheseyt hebbende, het is een beswaerlijcke zake, als het niet wel en luete, ofte voort en ginghe, dat gheltzoudemen quyt wesen, hy ghevanghen gheseyt heeft ie zalv een Obligatie gheuen van myne hande, ende ic zal wederom een Obligatie nemen van
9
Coornwinder, ende of Coorn-winder al in swarichert quam, zoo moeten de schulden eerst vanden Boel voor af gaen, ende dat dien volghende den voornoemden Cornelis Olshoren, ende Claes Jansen van Alphen elcx hebben ghefurmert aen hem ghevanghen duysent gulden, ende dat hy ghevanghen daer over aenden voornoemden Cornelis Olshoren ghepasseert heeft Obligatie van duysent gulden, die ghedateert is gheweest deni. Februarij. Anno 1623. Doch dat daer naer doen den aenslach ontdect was, den voorzeyden Cornelis Oelhoren swaricheyt makende ende bevreest zijnde, das hy in eenighe swaricheyt zoude moghen komen, door dien hy de voorzeyde duysent gulden aen hem ghevanghen op’t versoec van Coorn winder gheleent hadde, tusschen hun-luyden goet ghevonden is, een nieuwe Obligatie van vroegher date te schryven, namentlijcken in Octobri daer te voren, ende dat dien volghens de voorgaen de Obligatie ghecasseert is, ende by hem ghevanghen een nieuwe Obligatie op de voorseyde date ghepasseert, doch dat hy ghevanghen aengaende de andere duysent gulden by den voorsz Claes Jansz van Alphen ghefurneert gheen Obligatie ghepasseert heeft, maer dat hem de voornoende zomme ter goeder trouwen ghegheven is omaen Coorn-winder te tellen, dewelcke hy dien volghens beneffens de duysent gulden van Olshoren aen Coorn-windee op den ij. Februarij daer aen volghende tot Sevenhuysen heeft behandicht, ende daer van eon Obligatie van Coorn winder ter zomme van twee diysene gulden ghenomen, die hy ghevanghen naer de ontdeckinghe vanden voorsz aenslach gheseheurt ende verbrant heeft, hebbende hy ghevanghen voor t evertellen dande zelve ewee duysent guldens wetenschap ende kenniste
10
nisle ghehadt , dat de zelde zouden gheemployeert ende enebrupet werden tot bevorderinghe ende wevoeringhe bande voren ghelproken zake , volghens de verklaringue ende d’oordeel van hein ghevanghen hier voren gheroree, beeder blijckende by des gevanghens Confessie. Alle tweicke zahen zijn van zeer quaden en schrickelijcken ghevolghe, stxeckende tot groote perturbatie van denitaer banden Lande, ende de goede inghesetenen anbien, nutsgaders omme de zelve in pericule van een grouwelijcke bloetstortinghe te stellen, ende dat mitsdien tzelve, ten exemple ende afschrie van anderen swaerlije ghestraft behoort te werden
dat de Heeren Schepenen ende Mannen van Schielandt, ghehoort hebbende den Criminelen ensch ende Conclusie by Jacob Niclaesz Duyn Baillin van Schielandt Ratione offitij op ende jeghens den voorsz gevanghen ter zake vande voorsz grouwelijcke conspiratie ghedaen ende ghenomen ghezien ende overghewoghen hebbende des zests ghevanghens Confestie, ende op alles ghelet, ende hier op ghehadt hebbende het advys vande Heeren Ghecommitteerde Raden vande Staten van Hollandt, ende West- Vrieslant:
Mit rupe deliberatie van rade overgewogen hebbende egunt, in desen ter materie dienende was: doende recht inden name ende van weghen de hooghe Overicheydt ende Graeffelijcheyt van Hollandt ende West-vrieslant. verklaert hebben, ende verklaren mitsdesen den voornoemden ghevanghen begaen te hebben Crimen læsa Majestatis, Condemneren hem over zulcr ghebracht te werden ter plaetse alhier ter Justitie gheprepareert, ghedresseert achter ’tKaet huys der Stadt Rotterdam, alwaer men ghewoon is, Criminele Justitie te doen, ende aldaer
11
deur den Scherprechter gheerecuteert te wer den metten sweerde, datter de doodt na volcht. Dat voorts daer na syn doode Lichaem secretelijc zal werden begraven, ende verklaren alle syne goederen gheconfisqueert ende verbeurt, ten behouve vanden Heere eyscher ende deser Stede. Ontsegge den voornoemden Bailliu synen voorderen eysch, aldus ghedaen ende ghearresteert, by Simon Ockersz Pesser, Michiel Pietersz Dullaert, Nicolaes Matelief, Willem Huygensz van Schie, Pauwels Timmersz ende Dirc Pietersz vander Veen Schepenem, Cornelis Commersz, Adriaen Willemsz de Zeeu, Cornelis Cornelisz Bruyns, Adriaen Cornelisz Goet-hart, Cornelis lansz Stolexman, ende Davidt Vergilst, Mannen van Schielandt, op den iij. Julij. Anno 1623. Mitsgaders ten zelven daghe ghepronuntieert ende gheexecuteert.

In kennise van my
I. Cauwenburck.